Week 8 Deel 2

Welcome

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welcome

Slide 1 - Slide

Proefwerk Unit 1
Dinsdag 10 November Les 7 
Neem Laptop mee!
Leer alle woorden, zinnen en grammatica van Unit 1 Lesson 2t/m 5

Blauwe paginas Bladzijde 53 t/m 60

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

planning


  • Planner itslearning
  • Proefwerk
  • Herhaling vorige les
  • Huiswerk bespreken
  • Laatste opdrachten pargraaf 1.5

Slide 4 - Slide

What did we do / talk about last lesson?
timer
1:00

Slide 5 - Open question

Goals
At the end of this lesson...
  • I know how to use trappen van vergelijking 

Slide 6 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

3

Slide 9 - Video

01:28
Geef de vergrotende en overtreffende trap van het woord: nice
timer
0:20

Slide 10 - Open question

02:00
Geef de vergrotende en overtreffende trap van het woord: happy
timer
0:20

Slide 11 - Open question

02:41
Geef de vergrotende en overtreffende trap van het woord: flat
timer
0:20

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

That group is _____ the other group.
timer
0:20
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 14 - Quiz

Uitzonderingen:

  1. good - better - best
  2. bad - worse - worst
  3. far - further - furthest 
  4. little - less - least


Leer deze uit je hoofd!

Slide 15 - Slide

The weather today is even ___
than yesterday.
timer
0:20
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 16 - Quiz

My dad is the ___ dad ever!
timer
0:20
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 17 - Quiz

              Homework   Paragraaf 1.5 
                       
Maak in itslearning
Opdracht 7 + 8: Gebruik de trappen van vergelijking.
Opdracht 9: Schrijf drie passende woorden per categorie op.


Slide 18 - Slide

Opdracht 7 Bladzijde 43
  • a. the nicest
  • b. more intelligent than
  • c. the worst
  • d. the wettest
  • e. less than
  • f. more powerful
  • g. funnier than
  • h. as old as
  • i. higher than

Slide 19 - Slide

              Homework   Paragraaf 1.5 
                       
Maak in itslearning
Opdracht 10: Omschrijf de afbeeeldingen in het Engels
Opdracht 11: Internet Opdracht 
Opdracht 12: Internet Opdracht

Klaar? --> Test Jezelf Paragraaf 1.5 --> woordentrainer


Slide 20 - Slide