4-5 Sprechen-Schreiben-Grammatik B

Tiere (K4)
Lesen, Sprechen 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Tiere (K4)
Lesen, Sprechen 

Slide 1 - Slide

Planung
10 Minuten lesen 
Hausaufgaben überprüfen
Sprachmittel 
Text lesen

Slide 2 - Slide

10 Minuten lesen 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Überprüfung Hausaufgaben
Leren: In deze les moet je alle woorden van B Wortschatz kunnen (je moet ze dus ook kunnen spellen en het lidwoord kennen) 
Seite 132

Slide 5 - Slide

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL

Slide 6 - Slide

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 7 - Slide

... du deine Zähne zweimal am Tag?
[putzen]

Slide 8 - Open question

Mit wem . . . du denn die ganze Zeit?
[tanzen]

Slide 9 - Open question

Ihr ... sehr fleißig!
[arbeiten]

Slide 10 - Open question

Hausaufgaben
Leren: Grammatik A: Je kent de "feesttenten"-regel en de bijhorende uitgangen uit het hoofd (S. 114)

Maken: Aufgaben 19/20/21/22 (Seite 115/116)

Slide 11 - Slide

Lesen
S. 110/111 Aufgabe 14
Aufgabe besprechen 

Slide 12 - Slide

Was sind Signalwörter?
Voorbeeld: alleen, maar, al, ook ...

Slide 13 - Open question

Lesen

S. 112/113 Aufgaben 15/16

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Aufgaben
35 - 39

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Spiel: "Wer bin ich?"


Verlauf
Maak groepjes van vijf. Iedereen in de groep neemt een dier in gedachten. Noteer het dier op een post-it en plak het op het voorhoofd van de speler rechts naast je.
De speler met de meeste huisdieren begint. Hij stelt een ja/nee-vraag. De anderen mogen alleen met ja of nee antwoorden.





Slide 19 - Slide

Spiel: "Wer bin ich?"


Bijvoorbeeld:
Habe ich weiches Fell? -Nein.

Dan is de volgende speler aan de beurt en stelt een vraag.

Als iemand raadt, welk dier hij is, doet hij niet meer mee.
Degene die als laatste over blijft, heeft verloren.








Slide 20 - Slide