Woordenschat les 4 metonymie

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* metonymie herkennen en begrijpen.
* het verschil tussen vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem benoemen.

timer
10:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* metonymie herkennen en begrijpen.
* het verschil tussen vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Bespreken toets

Slide 2 - Slide

Metonymie:
Vanavond eten we bij de Italiaan.
Na die felle overtreding kreeg de voetballer rood.
Op de veiling werd een echte Rembrandt verkocht.

Wat staat er? Wat bedoelen ze eigenlijk?

timer
2:00

Slide 3 - Slide

Welke vormen zijn er?
Deel - geheel: Neem maar een bloemetje mee.
Geheel - deel: Nederland won van Italië.
Producent - product: mijn Nikes.
Eigenschap - de persoon: die lachebek.
Materiaal - het voorwerp: Zij won goud op de sprint.
Voorwerp - inhoud: Geef mij nog een glaasje.
Aardrijkskundige naam - het product: Hij drinkt altijd Spa.





Slide 4 - Slide

Oefening
Je maakt opdracht 5 van metonymie.
Je mag zachtjes overleggen met je buurman of -vrouw.
timer
10:00

Slide 5 - Slide

'Doe mij nog maar een bakkie', zei de tuinman.
A
Voorwerp - inhoud
B
Geheel - deel
C
Materiaal - voorwerp
D
Eigenschap - persoon

Slide 6 - Quiz

Zoek jij de betekenis ff op in de Van Dale?
A
Deel - geheel
B
Producent - product
C
Materiaal - voorwerp
D
Eigenschap - persoon

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van metonymie?
A
Fris en fruitig opstaan
B
De ronde cirkel
C
Oranje wint de beker!
D
Mijn Nikes zijn vies.

Slide 8 - Quiz

Een metafoor
A
is figuurlijk
B
is letterlijk

Slide 9 - Quiz

Mischa en Renee lijken op elkaar als twee druppels water.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 10 - Quiz

Die zwijnenstal moet je eerst opruimen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 11 - Quiz

Die kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 12 - Quiz

Voordat we met de bus vertrokken, moesten we eerst de neuzen nog even tellen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 13 - Quiz

Na afloop van de voorstelling klapte de zaal.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 14 - Quiz

Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 15 - Quiz

Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 16 - Quiz

Tijdens de najaarsstorm stoeide de wind met de bladeren.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 17 - Quiz

De leraar zat tijdens het proefwerk mistig voor zich uit te kijken.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 18 - Quiz

Die kleuter zit in 5 vwo.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 19 - Quiz

Doe mij nog maar een bakkie.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 20 - Quiz