Waarom eten we gebak en taart?

gebak en taart eten
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

gebak en taart eten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doelen
  • Aan het eind van de les weet je waarom mensen taart eten met een verjaardag of andere gelegenheid.
  • Aan het eind van de les kan je een recept voor gebak lezen en  begrijpen.
  • We maken kruidnoten-muffins met behulp van een recept


Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?
1. Kruidnotenmuffins maken  
2. Vragen beantwoorden
3. Filmpje kijken
4. Vragen bij het filmpje beantwoorden


Slide 4 - Slide

Wat is je favoriete cake of taart?

Slide 5 - Open question

Wanneer eten jullie taart?

Slide 6 - Open question

Waarom eten we taart?
Filmpje

Maak aantekeningen, want je krijgt straks vragen over het filmpje.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wanneer eten mensen in Nederland taart?
A
als ze trouwen
B
als ze iets te vieren hebben
C
alle antwoorden zijn juist
D
met feestdagen

Slide 9 - Quiz

De Egyptenaren vierden de verjaardag van ....
A
de Goden
B
de rijke mensen
C
de Goden en de rijke mensen
D
ze vierden geen verjaardagen

Slide 10 - Quiz

Wanneer gingen de gewone mensen in Nederland verjaardagen vieren?
A
vanaf 1600
B
vanaf 1700
C
vanaf 1800
D
vanaf 1900

Slide 11 - Quiz

Aan wie werd er gedacht met het uitblazen van de kaarsjes?
A
God
B
De Egyptische farao
C
De Griekse Godin Artemis
D
De leraar Nederlands

Slide 12 - Quiz

Door .... werd het makkelijker om zelf een taart te maken.
A
de oven
B
het fornuis
C
geld
D
de koelkast

Slide 13 - Quiz

de garde
de taartpunt
de lepel
de taartvorm
de slagroom

Slide 14 - Drag question

Dingen door elkaar roeren =
A
schillen
B
mengen

Slide 15 - Quiz

In water warm/gaar maken =
A
koken
B
bakken

Slide 16 - Quiz

Met boter insmeren =
A
bekleden
B
invetten

Slide 17 - Quiz

opdracht
1. Ga op zoek naar een (online) recept voor een lekkere taart.
2. Schrijf onder elkaar:
a. de ingrediënten
b. de benodigdheden
3. Zoek de betekenis op van wat je nog niet weet en schrijf die erachter.
4. Markeer bij de bereidingswijze alle werkwoorden die zeggen wat je moet doen.




Slide 18 - Slide

Wat heb je deze les geleerd? Welke nieuwe woorden?

Slide 19 - Open question

Waar zou je nog meer uitleg over willen?

Slide 20 - Open question

Terugblik
  • Hoe is het gegaan? 
  • Wat ging goed? 
  • Wat lukte minder? 
  • Wat zou je de volgende keer anders doen?  

Slide 21 - Slide