VWO 1 Ch. 5 C + D 7/2/25

Bienvenue dans la classe de Français!
Le programme d'aujourd'hui:
  • On va répéter les phrases de Bron C
  • On va apprendre nouvelle grammaire
Le but de ce cours: Je kunt vragen stellen en beantwoorden over het weekend.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue dans la classe de Français!
Le programme d'aujourd'hui:
  • On va répéter les phrases de Bron C
  • On va apprendre nouvelle grammaire
Le but de ce cours: Je kunt vragen stellen en beantwoorden over het weekend.

Slide 1 - Slide

Naar de les Frans neem je ALTIJD mee:

  • Ton livre (je boek) (attention: boek B!)
  • Ton cahier (je schrift) 
  • Un stylo bleu et rouge (een blauwe/rode pen)
  • Tes écouteurs (je oortjes) 

Slide 2 - Slide

Les règles de classe:
  • Jas, eten & gamen: Buiten de les!! 
  • We zorgen goed voor het lokaal en de spullen die erin staan.
  • We praten vriendelijk met/tegen elkaar.
  • We luisteren naar elkaar en wanneer ik jullie aandacht wil, zijn jullie stil.
  • Wanneer je iets wilt vragen/zeggen -> vinger omhoog. 
  • Let op het stoplicht!! ->

Slide 3 - Slide

Les devoirs
Répète bron A, B, C (page 40-42)

Slide 4 - Slide

  1. On a regardé un film
  2. tu as passé un bon weekend?
  3. c'est qui? 
  4. c'était bien?
  1. Het is mijn neef.
  2. met mijn vrienden en Enzo.
  3. Wanneer ben je jarig? 
  4. Ja, ik heb mijn verjaardag gevierd.

Slide 5 - Slide

Parler
Quoi (wat): On fait 13a, b, c ensemble
Quoi (wat): fais ex. 14
comment: avec ton voisin/ta voisine
Aide (hulp): la prof
Temps: 10 minutes
Prêt (klaar): Overhoor elkaar bron C



Slide 6 - Slide

Grammaire
J'ai fêté mon anniversaire
J'ai mangé avec mes parents
Tu as passé un bon weekend?
= de passé composé! = de voltooid tegenwoordige tijd

Slide 7 - Slide

Grammaire
Om de passé composé te maken zijn er
 3 stappen:
1. neem een persoonlijk voornaamwoord (bijv: tu)
2. Vervoeg het hulpwerkwoord avoir (bijv. as)
3. Maak het voltooid deelwoord (bijv. joué)

Exemple: 

Slide 8 - Slide

Grammaire
Quoi (wat): fais ex. 16a, b, d.
comment: seul
Aide (hulp): la prof
Temps: 5 minutes
Prêt (klaar): Apprends 17b


Slide 9 - Slide

Grammaire
Quoi (wat): on fait 16e, 17a ensemble

Quoi (wat): fais ex. 17c, d, e
comment: seul
Aide (hulp): la prof, le livre
Temps: 5 minutes
Prêt (klaar): fais ex. 19a, b


Slide 10 - Slide

Fin du cours
Le but de ce cours... 

À la prochaine fois!!

Slide 11 - Slide

le dos
la gorge
le ventre
la jambe
la main
le pied
la tête
le bras
accro
mauvais(e)
de rug
de keel
de voet
de hand
het been
het hoofd
de buik
de arm
verslaafd
slecht

Slide 12 - Drag question