Gehele getallen - opfrissen

Even opfrissen
''Gehele getallen''
begrippen, eigenschappen,  positief & negatief, bewerkingen

Domeinklas D1B
Les di. 9 maart
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Even opfrissen
''Gehele getallen''
begrippen, eigenschappen,  positief & negatief, bewerkingen

Domeinklas D1B
Les di. 9 maart

Slide 1 - Slide

De eigenschap van de volgende getallenreeks noemen we ''even'' : 2-4-6-8-...

Hoe noemen we de eigenschap van : 1-3-5-7-9-…

Slide 2 - Open question

Getallen zijn opgebouwd uit cijfers.
Er zijn tien cijfers: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9.

In de wiskunde heet dit : het ....… stelsel

Slide 3 - Open question

Sleep hier de eigenschappen die horen bij het getal 16
Sleep hier de eigenschappen die horen bij het getal 15
even
kwadraat
tweevoud
viervoud
oneven
drievoud
vijfvoud

Slide 4 - Drag question

Wat is het product
van de getallen 6 en 4

Slide 5 - Open question

we zien dat 6 x 4 = 24

De getallen 6 en 4 noemen we de :
A
sectoren
B
factoren
C
woontoren
D
tractoren

Slide 6 - Quiz

4 x 9 = 36    De factoren zijn 4 en 9, het product is 36
2 x 7 = ..    De factoren zijn 2 en 7, het product is ..
.. x .. = ..    De factoren zijn 9 en 8, het product is ..

Slide 7 - Slide

Wat is de som
van de getallen 19 en 2

Slide 8 - Open question

De som van twee getallen betekent optellen, dus

de som van 9 en 4 betekent 9 + 4 = 13
de som van 16 en 6 betekent ......
de som van 250 en 140 betekent ......

Slide 9 - Slide

Wat is het verschil
tussen de getallen 7 en 18

Slide 10 - Open question

Het verschil tussen twee getallen betekent aftrekken
Neem het grootste getal, en trek daar het kleinste getal vanaf :

Het verschil tussen 7 en 18 is 11,       want 18 - 7 = 11
Het verschil tussen 9 en 3 is 6,          want 9 - 3 = 6

Het verschil tussen -2 en 6 is ..... ,     want ....

Slide 11 - Slide

Kijk naar onderstaande som:
32 : 4 = 8
Welk getal noemen we het quotiënt ?
A
32
B
4
C
8

Slide 12 - Quiz

Het quotiënt is de uitkomst van een deling, dus

5 is het quotiënt van 30 : 6
8 is het quotiënt van 88 :  ......
-3 is het quotiënt van -24 :  ......

Slide 13 - Slide

De getallen -6 en 6, en de getallen 35 en -35
zijn voorbeelden van …... getallen

Slide 14 - Open question

Als je bij een getal een positief getal optelt,

wordt het antwoord :
A
kleiner
B
groter

Slide 15 - Quiz

Als je bij een getal een positief getal optelt,
wordt het antwoord groter

8 + 4 = 12
42 + 6 = 48
-8 + 10 = 2

Slide 16 - Slide

Als je bij een getal een negatief getal optelt,

wordt het antwoord :
A
kleiner
B
groter

Slide 17 - Quiz

Als je bij een getal een negatief getal optelt,
wordt het antwoord kleiner

8 + -4 =       8 - 4 = 4
42 + -6 =  42 - 6 = 36
-8 + -10 = -8 - 10 = -18

Slide 18 - Slide

Als je bij een getal een negatief getal aftrekt,

wordt het antwoord :
A
kleiner
B
groter

Slide 19 - Quiz

Als je bij een getal een negatief getal aftrekt,
wordt het antwoord groter

8 - -4 =       8 + 4 = 12
42 - -6 =  42 + 6 = 48
-8 - -10 = -8 + 10 = -2

Slide 20 - Slide

Wat is het verschil
tussen de getallen -60 en 40

Slide 21 - Open question


Het verschil tussen -60 en 40 is 100, 
                                                                       want 40 - -60  =  40 + 60 = 100

Slide 22 - Slide