6.2B In de ban van Hitler

Nationaalsocialisme en Tweede Wereldoorlog

6.2 In de ban van Hitler
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nationaalsocialisme en Tweede Wereldoorlog

6.2 In de ban van Hitler

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
wat?
Hoe?
Tijd?
terugblik 
klassikaal
5 minuten
uitleg 6.2
klassikaal
20 minuten
afsluiten 
klassikaal
5 minuten 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wanneer begint de Republiek van Weimar?
A
november 1918
B
juni 1919
C
oktober 1917
D
januari 1919

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat was een oorzaak van de ontwikkeling die te zien is in de bron?
A
de afschaffing van de parlementaire democratie in Duitsland
B
de bepalingen van het Verdrag van Versailles
C
de beurskrach op Wallstreet in de Verenigde Staten
D
de oprichting van de Republiek van Weimar

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

.
Klik om in te zoomen
Over de afbeelding: Een vrouw laat haar fornuis branden op papiergeld.
 

Vraag: Waar en wanneer is deze foto gemaakt?

A
In de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929.
B
In Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was.
C
In Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
In de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Waarom leende de VS geld aan Duitsland?
A
De VS wilde een nieuwe oorlog voorkomen
B
Duitsland zou dan producten van de VS kopen
C
Dit was afgesproken in het Verdrag van Versailles
D
De VS kreeg het geld met rente terug en Frankrijk zou de leningen aan de VS kunnen afbetalen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
  • je kent het verschil tussen Nationaalsocialisme en het fascisme 
  • je kent de kenmerken van een totalitaire staat 
  • je kunt verklaren hoe Hitler van Duitsland een totalitaire staat heeft gemaakt 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Adolf Hitler

  • Adolf Hitler (1889-1945) 
  • geboren en opgegroeid in Oostenrijk (Braunau am Inn). 
  • In 1913 vertrok hij naar München.
  • Eerste Wereldoorlog vocht hij mee in het Duitse leger.

Slide 9 - Slide

Twee keer raakte hij gewond. In oktober 1916 werd hij aan zijn linkerdij geraakt door een granaatscherf en op 14 oktober 1918 werd Hitler bij Wervik slachtoffer van een gasaanval. Drie maanden lang was Hitler hierdoor blind.
Jeugd
  • Geboren op 20-04-1889 in Oostenrijk-Hongarije
  • Koestert grote dromen om kunstenaar te worden
  • Na overlijden vader vertrek naar Wenen om te studeren aan de kunstuniversiteit
    --> afwijzing
  • Gevolg: frustratie en gevoel niet begrepen te worden
  • Opvallend: veel joodse "vrienden"

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

WO I

  • 1914: oorlog biedt Adolf kans iets van zijn leven te maken
  • Neemt dienst in Duits leger
  • Wapenstilstand komt als enorme verrassing: geloof in Dolkstootlegende
  • Gevolg: afkeer van Verdrag van Versailles
  • In deze na-oorlogse jaren groeit bij hem het antisemitisme

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Opkomst van Mussolini.

  • 1922 pleegde Mussolini een staatsgreep.
Kenmerken van het Fascisme
  1. Sterke Leider
  2. Sterke Nationalisme
  3. Geweld tegen politieke tegenstanders

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Inmiddels in Italië
  • Mussolini
  • Minister-president in 1922
  • Indoctrinatie
  • Propaganda
  • Censuur
  • Persoonsverheerlijking 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

NSDAP
  • Mussolini is grote voorbeeld van Hitler: DAP wordt fascistische NSDAP
  • In chaos van economische crisis (1923) probeert hij een staatsgreep te plegen
  • Gevangenschap gebruikt hij om boek te schrijven: Mein Kampf
  • Kern: 
  • 1. Afschaffen democratie
  • 2. Joden zijn overal schuldig aan
  • 3. Lebensraum voor Duits volk
  • Volksgemeinschaft 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Volksgemeinschaft

1: Zuiver Germaans ras

2: Geen klasseverschillen

3: Rijk of arm, iedereen helpt elkaar

4:Het individu is niets, Duitsland is alles

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Nationaalsocialisme
  1. Nationalisme
  2. één leider
  3. militarisme
  4. anticommunisme
  5. racisme + antisemitisme 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Fascisme:
  • Dictator
  • Antidemocratisch 
  • Geweld
  • Totalitaire staat
  • Eenpartijstaat
  • Indoctrinatie
  • Propaganda
  • Leiderbeginsel


Nationaalsocialisme:
  • Dictator
  • Antidemocratisch
  • Geweld
  • Totalitaire staat
  • Eenpartijstaat
  • Indoctrinatie
  • Propaganda
  • Leiderbeginsel
  • Rassenleer
  • Antisemitisme


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Antisemitisme
  • In centraal Europa is antisemitisme relatief "normaal"
  • Oorzaken:
  • 1. Kruisdood van Jezus
  • 2. Rijkdom > complottheorieën
  • Schuld van Verdrag van Versailles ligt automatisch bij de joden
  • Belangrijkste verschil tussen Italiaans fascisme en nazisme: antisemitisme
  • Na WO 1 sluit Hitler zich aan bij de Duitse Arbeiders Partij en neemt leiding over

Slide 18 - Slide

This item has no instructions


Hitler wordt kanselier
30 januari 1933



  • De politieke elite dacht dat Hitler zich (met 3 NSDAP-ministers) wel rustig zou houden. Maar dat was een verkeerde inschatting.
  •  Hitler haalt Hindenburg (president) over om nieuwe verkiezingen uit te schrijven.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De Reichstagsbrand
27 februari 1933

  • De Nederlandse communist Marinus van der Lubbe steekt de Rijksdaggebouw in de brand. Als protest tegen het nationaalsocialisme.
  • Hitler en de NSDAP gebruiken dit als propaganda: 'Een communistisch complot tegen de Weimarrepubliek.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions


Machtingswet
24 maart 1933



  • ...de brand komt Hitler namelijk wel érg goed uit: hij kan de noodtoestand in Duitsland uitroepen.
  • Het Duitse parlement neemt een noodwet aan, de Machtigingswet,
  • Die geeft Hitler onbeperkte macht: Duitsland is een dictatuur.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions


Machtingswet



  • De Grondwet kan door Hitler worden aangepast en opgeschort, zonder goedkeuring van het Duitse parlement.
  • Alle partijen, behalve de NSDAP, worden verboden.
  • Sommige burgerrechten worden opgeschort (o.a. briefgeheim)

  • Gelijkschakeling: iedereen moet zich houden aan de ideologie van de Nazi's

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Het einde van de Weimarrebubliek

  • Communisten en socialisten die in het parlement zaten en andere politieke gevangenen werden naar een nieuw concentratiekamp bij München gebracht: Dachau.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Dachau
Sinds maart 1933

Slide 24 - Slide

This item has no instructions


Führer
1934




  • Als president Hindenburg in 1934 overlijdt, komt er geen nieuwe president:
  • Hitler is vanaf dat moment Führer, Leider, van Duitsland

  • Aan hem is onvoorwaardelijke trouw verschuldigd (Führerbeginsel)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions


Nacht van de Lange Messen
juni 1934




  • Hitler kan door de Machtigingswet zijn tegenstanders uitschakelen.
  • Dit zijn in het begin mensen binnen Hitlers eigen partij, waaronder de SA. 
  • Sommigen worden zonder proces vermoord door de SS, anderen komen in concentratiekampen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Op weg naar een totalitaire staat (1)

  • Het leger van Duitsland werd weer opgebouwd.
  • De NSDAP werd de enige toegestane partij.
  • Er was geen vrije pers meer.
  • Radio en film werd ingezet als massacommunicatiemiddelen voor propaganda.
  • Schoolboeken werden herschreven.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Op weg naar een totalitaire staat (2)

  • Jongerenbewegingen werden opgericht om kinderen vroeg bekend te maken met de ideologie.
  • Vakbonden werden verbonden en hiervoor kwam het Deutsche Arbeitsfront.
  • Rechters spraken recht zoals de nazi's dat wilden.
  • Abstracte kunst, Joodse kunst en niet-Duitse kunst werd verboden (entartete Kunst).

Slide 28 - Slide

This item has no instructions


Kristallnacht
9 november 1938




  • In Parijs vermoordt een jonge Jood, Herschel Grynszpan, een Nazi. 
  • Na een vlammende radiotoespraak van Joseph Goebbels, trekken Duitsers massaal de straat op om eigendommen van Joden te vernielen.
  • De politie en SS kregen de opdracht om niet in te grijpen.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Economische successen?

  • Door enorm te investeren in grote overheidsprojecten, lukte het Hitler om de werkloosheid in Duitsland terug te dringen. Dit kostten enorm veel geld.
  • Hitler begon een oorlog en was verder afhankelijk van roof en dwangarbeid om de Duitse economie draaiende te houden.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Wat hoort bij nationaal socialisme
A
een volk, een rijk, een leider
B
meerdere volkeren, een rijk, een leider
C
een volk, een rijk, meerdere leiders
D
Een volk, meerdere rijken, een leider

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Welk kenmerk van fascisme?
A
gevoel gaat boven verstand
B
nationalisme
C
mensen zijn ongelijk
D
verheerlijking van geweld

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik de bron.

In welk jaar is deze foto gemaakt?

A
1930
B
1933
C
1936
D
1939

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions