This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H3 Ordening
3.3 Planten
Slide 1 - Slide
Aan het einde van de les...
- Kun je kenmerken noemen van sporenplanten en zaadplanten.
Slide 2 - Slide
Planning
- Herhaling 3.1 + 3.2
- Planten indelen
- Zelfstandig werken
- Afsluiting
Slide 3 - Slide
Er bestaan vijf groepen gewervelde dieren, die allemaal verschillende eigenschappen hebben. Eén eigenschap heeft elk gewervelde dier. Welk eigenschap is dat?
A
Ze ademen door longen
B
Het zijn allemaal landdieren
C
Ze leggen eieren
D
Ze hebben een wervelkolom
Slide 4 - Quiz
Een tijger en een leeuw zijn twee verschillende soorten, maar toch kunnen ze nakomelingen krijgen (lijger). Deze nakomeling is zelf niet vruchtbaar, dus die kan zich niet verder voortplanten. Waarom behoren de tijger en de leeuw niet tot dezelfde soort?
Slide 5 - Open question
Sommige organismen zijn eencellig, zoals bacteriën of gisten (schimmels). Maar er zijn ook eencellige dieren. Hiernaast zie je zo'n eencellig diertje, een amoebe (spreek je uit als ameube).
Door welk eigenschap of door het ontbreken van welk eigenschap weet je zeker dat dit een dier is?
A
De bladgroenkorrels
B
De vacuole
C
De celwand
D
De celkern
Slide 6 - Quiz
De vijf groepen gewervelden
Vissen
Amfibiën
Reptielen
Vogels
Zoogdieren
Slide 7 - Slide
Eigenschappen van planten
Hebben bladeren, stengels en wortels.
Slide 8 - Slide
Zaadplanten
Eigenschappen
- Hebben wortels, stengels, bladeren en bloemen;
- Planten zich voort met zaden. > Bruine boon
Slide 9 - Slide
Sporenplanten
- Hebben geen bloemen;
- Planten voort met sporen.
> Mossen en varens.
Slide 10 - Slide
Sporen
Mossen
Varens
Sporen in sporenhoopjes
onder de bladeren
Sporen in sporendoosjes
Slide 11 - Slide
Verschil tussen zaden en sporen
Slide 12 - Slide
Zelfstandig werken
- Werk aan de opdrachten van 3.3.
- Klaar? Maak de test jezelf van 3.3. Als je zelfs dat af hebt, kun je alvast met 3.4 bezig.