Nederlands 3 havo spelling hoofdstuk 2: met of zonder -N?

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Met of zonder -N?

Doel:

Ik kan de meervouds -N gebruiken bij zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Wat is een bijvoeglijke naamwoord?

Wat is een telwoord?

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Dit radioprogramma is speciaal bedoeld voor zieke mensen.

1. radioprogramma
2. voor
3. zieke
4. mensn

Wat is het telwoord?
Bij het bombardement konden enkele vluchtelingen de schuilkelders niet gebruiken.

1. het
2. enkele
3. niet
4. konden

Zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig gebruikt telwoord

Zelfstandig gebruikte telwoorden schrijf je met een -N als ze personen aanduiden en zelfstandig gebruikt worden.

• - Allen hadden een zwemdiploma. (pers. en zelfst. gebruikt)
• - Alle leerlingen hadden een zwemdiploma (niet zelfstandig gebruikt)
• - Sommigen konden ook echt goed zwemmen (pers. en zelfst. gebruikt).
• -  Sommige van de oplossingen waren niet juist (geen pers.)
• - Sommige mensen waren er niet (niet zelf. gebruik)

Als telwoorden geen personen aanduiden of niet zelfstandig gebruikt zijn, schrijf je ze zonder -N.

• - Van die paarden zijn er enkele miljoenen euro's waard.
• - Alle medewerkers worden ontslagen.

Telwoorden als tientallen, honderden, miljoenen hebben altijd een -N.

Kijkt je slechthorende opa naar het journaal voor .....

1. slechthorenden
2. blinde
3. blinden
4. slechthorende

Goed 

Fout

Volgens de krant worden de medewerkers alle ontslagen.

Volgens de krant worden de medewerkers allen ontslagen.

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden

• Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden eindigen in het enkelvoud op een -e en krijgen in het meervoud een -n.
• - Bent u als blinde (EV) lid van de vereniging voor slechtzienden (MV)?
• Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die dingen aanduiden eindigen in het enkelvoud op een -e.
• - Bakker, doet u mij maar drie bruine. (broodjes)

De ...... stedelingen organiseerden een maaltijd voor de ......

1. rijke
2. rijken
3. arme
4. armen

Nu jullie !

Terug naar de ppt.