This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
11.2 Chromosomen doorgeven
Slide 1 - Slide
Startopdracht:
Elsa is geboren met alle primaire vrouwelijke geslachtskenmerken. In de puberteit krijgt zij secundaire mannelijke geslachtskenmerken. Uit onderzoek blijkt dat zij mannelijke geslachtschromosomen heeft en dat haar vrouwelijke geslachtsklieren niet actief zijn.
1) Welke geslachtschromosomen heeft Elsa in de lichaamscellen volgens de informatie?
Mensen worden een transgender persoon genoemd als ze mannelijke geslachtsorganen hebben maar zich vrouw voelen, of als ze vrouwelijke geslachtsorganen hebben maar zich man voelen.
Soms laat een transgender persoon zich aan de geslachtsorganen opereren.
2) Verandert het genotype van een transgender persoon na zo’n operatie? Leg je antwoord uit.
Slide 2 - Slide
Leerdoelen 11.2
-Je kunt beschrijven hoe chromosomen doorgegeven worden.
-Je kunt uitleggen wanneer uit een bevruchte eicel een jongen of een meisje ontstaat.
-Je kunt uitleggen waardoor geslachtscellen van een mens 23 chromosomen bevatten.
-Je kunt uitleggen waardoor al je lichaamscellen dezelfde chromosomen bevatten.
Slide 3 - Slide
Bevruchting
Bij bevruchting smelten de kernen van de geslachtcellen samen.
Een bevruchte eicel heeft dus gewoon weer 46 chromosomen.
Na de bevruchting treedt er gewoon weer normale celdeling op.
Slide 4 - Slide
Normale celdeling = mitose
Productie van lichaamscellen.
Bij mitose wordt het DNA eerst gekopieerd en heb je een tijdje dubbele chromosomen (92).
De dubbele chromosomen worden uit elkaar gehaald.
Je maakt 2 dochtercellen met 46 chromosomen.
Slide 5 - Slide
Ontstaan geslachtcellen = Meiose
Productie van geslachtscellen.
Geslachtscellen hebben 23 chromosomen (geen paren!).
Lichaamscel wordt geslachtscel
Dus uit 1 lichaamscel met 46 chromosomen, ontstaan 2 geslachtscellen met 23 chromosomen.
Slide 6 - Slide
Jongen of meisje?
Het 23e chromosoom bepaald je geslacht, dit kan een X of een Y zijn.
Een eicel heeft altijd een X (vrouwen hebben namelijk XX).
Een zaadcel kan of een X meekrijgen of een Y (mannen hebben XY).
Slide 7 - Slide
Mitose (gewone celdeling)
&
Meiose (vorming geslachtscellen)
Zaadcellen
of eicellen
Slide 8 - Slide
Mitose en meiose
1. Door welk proces is de eicel uit de afbeelding tot stand gekomen?
2. Hoe noem je de celdelingen aangegeven met 3, 4 en 5?