Quiz 3.1 t/m 3.5 Zuid-Amerika (versie 2)

Zuid-Amerika

Paragraaf 3.1 t/m 3.5
1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zuid-Amerika

Paragraaf 3.1 t/m 3.5

Slide 1 - Slide

Pampa's
Caatinga
Ilanos
Cerrado

Slide 2 - Drag question

De Cerrado kent een
A
Af-klimaat
B
Aw-klimaat
C
BS-klimaat
D
Cf-klimaat

Slide 3 - Quiz

Noem de belangrijkste landschapstypen van Zuid-Amerika.

Slide 4 - Mind map

Landschapstypen
  • Het Andesgebergte, plateau van Patagonië, Altiplano
  • Hoogland van Guyana
  • Hoogland van Brazilië
  • De laaglanden van: Orinoco, Amazone, Paraná 
Bron 10 p. 77

Slide 5 - Slide

Stratovulkaan
Schildvulkaan
Subductie
Divergente plaatbeweging
Explosief
Niet zo explosief (effusief)
Westkust Zuid-Amerika
Mid-Atlantische rug

Slide 6 - Drag question

Geef twee (natuurlijke) redenen waarom een groot deel van Zuid-Amerika dunbevolkt is.

Slide 7 - Open question

Bevolking
spreiding & dichtheid

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat is GEEN klimaatfactor?

A
breedteligging
B
hoogteligging
C
natuurlijke plantengroei
D
invloed van zee- en luchtstromen

Slide 10 - Quiz

Welk antwoord past het beste bij het begrip stereotype?
A
De manier waarop je op basis van informatie de werkelijkheid inkleurt.
B
Een algemene karakterisering van een groep mensen of een bepaald gebied.
C
Objectieve en controleerbare beelden van de ligging van een gebied met zijn ruimtelijke kenmerken en relaties.
D
Het beeld dat je hebt van een gebied of zijn bewoners.

Slide 11 - Quiz

Wat is een mesties?
A
Persoon met blanke en Afrikaanse (voor)ouder
B
Afstammeling van een Indiaanse en blanke (voor)ouder
C
Afstammeling van Indiaanse (voor)ouders
D
Persoon met Aziatische en Indiaanse (voor)ouder

Slide 12 - Quiz

2 beweringen:
1. De blanke bevolking van Zuid-Amerika woont vooral langs de kust.
2. Mulatten staan hoger op de sociaal -economische ladder dan Mestiezen.
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 13 - Quiz

Wat past NIET bij
het begrip
mangrovebossen?
A
Komen voor in (sub)tropische kustgebieden
B
Groeien alleen in zoet water
C
Voorkomen dat er land wordt weggespoeld
D
Kunnen werken als een natuurlijke golfbreker

Slide 14 - Quiz

Welke antwoord past bij het Guyana- en het Braziliaanse Schild?
A
Het bestaat uit oceanische korst
B
Het bestaat uit continentale korst
C
De korst wordt regelmatig 'gerecycled'
D
Het bestaat uit relatief jonge gesteenten

Slide 15 - Quiz

Uit welke drie onderdelen bestaat de VN-welzijnsindex?

Slide 16 - Open question

2 beweringen:
1. Een Aw-klimaat komt minder vaak voor in Brazilië dan een As-klimaat.
2. Een savanneklimaat kent een droge tijd op het moment dat de ITCZ niet aanwezig is in het gebied met dit klimaat.
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 17 - Quiz

Na 1950 snelle verstedelijking in Zuid-Amerika. Noem twee redenen.

Slide 18 - Open question

Stelling: Favela's kunnen het best platgegooid worden.
Eens
Oneens

Slide 19 - Poll

2 beweringen:
1. De loefzijde van een gebergte is droog.
2. De loefzijde van een gebergte wordt ook wel regenschaduw genoemd.
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 20 - Quiz

In Zuid-Amerika komt bij de evenaar het tropisch regenwoudklimaat voor. Verder van de evenaar af komt een savanneklimaat voor.
Leg uit dat er verder van de evenaar geen tropisch regenwoudklimaat maar een savanneklimaat voorkomt. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 21 - Open question

ITCZ

Slide 22 - Slide

In welk fase van het demografisch transitiemodel zitten de meeste landen van Zuid-Amerika?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Geef twee oorzaken voor het dalende geboortecijfer (fase 3).

Slide 24 - Open question

Hoeveel % van het totale
inkomen werd in 2002
(paarse lijn) door 80% van
de bevolking verdiend?
A
30%
B
60%
C
70%
D
80%

Slide 25 - Quiz

Sociale ongelijkheid
2012
De armste 80% van de bevolking verdient 60% van het totale inkomen. De rijkste 20% de overige 40% van het inkomen.
2002
De armste 80% van de bevolking verdient 30% van het totale inkomen. De rijkste 20% verdient de overige 70% van het totale inkomen.

Slide 26 - Slide

Heb je het gevoel dat je de stof tot nu toe beheerst?
Ja, super goed, ik zou nu een toets kunnen maken!
Ja, ik begrijp de stof wel, maar moet het alleen nog zien te onthouden.
Nee, ik loop nog ergens vast.
Nee, wat een suf onderwerp is dit, ik kan mijn aandacht er moeilijk bijhouden.
Geen idee.

Slide 27 - Poll

Afronding

Fijne voorjaarsvakantie!

Slide 28 - Slide