B2 Les 37 (bijv. naamwoord)

Les 37: bijvoeglijk naamwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Les 37: bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Zelfstandig naamwoorden kennen we al: dat zijn mensen, dieren en dingen. 

Bijv. het boek, de fiets, een vijver, de krekel, het stoeltje.

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
de-woorden krijgen +e
--> de oude krant, de dure bank

 het-woorden krijgen +e:                                        maar: zijn bij 'een' zonder -e 
het diepe meer                                                                       een diep meer
                                                                                             
 stof en materialen krijgen - en:
Het gouden horloge


Slide 4 - Slide

Welke bijvoeglijke naamwoorden
ken jij nu?

Slide 5 - Mind map

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin: 'ze heeft helaas een lekke band'
A
ze
B
helaas
C
lekke
D
band

Slide 6 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin: 'De ondraaglijke pijn die hij had was niet om aan te zien'
A
De
B
ondraaglijke
C
pijn
D
had

Slide 7 - Quiz

Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden zitten er in de volgende zin: 'De lekkerste broodjes komen van deze fantastische bakkerij'
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden zitten er in de volgende zin: 'Deze enorme, kale man tilde net die zware hond op'
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijke naamwoorden komen voor als:
  • Stellende trap: vers
  • Vergrotende trap: verser
  • Overtreffende trap: verst


Let op!
 
 
Soms veranderen er letters --> boos, bozer, boost 
Soms verandert het woord --> veel, meer, meest

Het is kleiner dan … en even klein als …



Slide 10 - Slide

stellende trap
vergrotende trap
overtreffendetrap
groot
groter
grootst
duur
fijn
dom
Trappen van vergelijking

Slide 11 - Slide

'Zachter' is de....
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 12 - Quiz

'Mooist' is de....
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 13 - Quiz

'snel' is de....
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 14 - Quiz

'blauwer' is de....
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 15 - Quiz

Aan de slag!
Maken: les 37 opdr. 1 t/m 9

Slide 16 - Slide