woordenschat paragraaf 4, Schooltaalwoorden

Welkom bij Nederlands
Telefoon in de koffer. Jas aan de kapstok

                        Op tafel:
 Leesboek, laptop (dicht)
etui, agenda en schrift.
timer
5:00
socialiseren
Geen eten en drinken. Geen kauwgom.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Telefoon in de koffer. Jas aan de kapstok

                        Op tafel:
 Leesboek, laptop (dicht)
etui, agenda en schrift.
timer
5:00
socialiseren
Geen eten en drinken. Geen kauwgom.

Slide 1 - Slide


  • 10 minuten lezen
  • spel+ quizvragen woordenschat Schooltaal
  • zelfstandig werken, woordenschat paragraaf 4 = ONLINE
  • vragen/ evaluatie

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Schooltaal
Sommige woorden gebruik je zelf niet zo snel. In schoolboeken kom je ze wel vaak tegen. Ook gebruiken docenten ze weleens. Zulke woorden noem je schooltaal. Voorbeelden van schooltaalwoorden zijn ‘begrip’, ‘kortom’ en ‘samenvatting’.

Slide 4 - Slide

Bevatten
A
begrijpen
B
geloven
C
vasthouden
D
inhouden

Slide 5 - Quiz

Definitief
A
conclusie
B
blijvend
C
uitwerking
D
voorspoedig

Slide 6 - Quiz

Ondanks
A
Dankzij
B
gevolg
C
niet te danken aan
D
teken dat een begrip voorstelt

Slide 7 - Quiz

globaal
A
precies
B
de grootte
C
ruw geschat
D
uitwerking

Slide 8 - Quiz

noteren
A
opschrijven
B
noten lezen
C
voeren
D
bevatten

Slide 9 - Quiz

constateren
A
herkennen
B
conclusie trekken
C
contact opnemen
D
vaststellen

Slide 10 - Quiz

interpreteren
A
op een bepaalde manier opvatten
B
innemen
C
omgaan met
D
handeling met een bepaald doel

Slide 11 - Quiz

Variëren
A
optreden
B
concluderen
C
verenigen
D
verschillen

Slide 12 - Quiz

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Met spreekwoorden en vaste uitdrukkingen maak je een tekst afwisselender. Je zegt met andere woorden hetzelfde.

De betekenis van een spreekwoord of uitdrukking zoek je bij het belangrijkste woord, het kernwoord. Als er meerdere kernwoorden in een spreekwoord of uitdrukking staan, zoek je bij het eerste kernwoord.

Slide 13 - Slide

Daar heb ik geen kaas van gegeten.
Ik ga even een dutje doen.
Wat ben je chagrijnig.
Je moet wel goed uitkijken!
Daar heb ik geen verstand van.
Ik ga even een uiltje knappen.
Jij bent zeker met je verkeerde been uit bed gestapt!
Je moet wel uit je doppen kijken!

Slide 14 - Drag question

Palindroom
Wat is een palindroom? Een palindroom is een woord of tekst dat als je dat van voor naar en van achter naar voor leest precies hetzelfde is. Een simpel voorbeeld is het woord 'kok' of 'lepel.

Slide 15 - Slide

Welk palindroom kun je invullen op de puntjes?

b Morgen k... ik erwtensoep.

Slide 16 - Open question

Welk palindroom kun je invullen op de puntjes?

a. Hij k... haar strak aan.

Slide 17 - Open question

Welk palindroom kun je invullen op de puntjes?

g Hij is erg in zijn s... met zijn nieuwe scooter.

Slide 18 - Open question

Oefenen met de woordjes
Op de volgende pagina zie je een link naar een spel. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Zelfstandig aan het werk
Wat
Cursus Woordenschat paragraaf 4. 
Hoe
geluidsniveau= stil
Hulp
vraag /hand opsteken 
Tijd
20 minuten 
uitkomst
niet af = huiswerk voor volgende les
Klaar
Maak "de Brug" paragraaf 1 /      lezen 
timer
20:00

Slide 21 - Slide

Welk palindroom kun je invullen op de puntjes?

c Weet je nog wat je d... op 8 februari?

Slide 22 - Open question