Les 3t, grammatica samengestelde zinnen

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Vandaag

  • Herhaling zinsdelen 
  • Uitleg samengestelde zinnen 
  • Aan de slag 
  • Evaluatie 

Slide 2 - Slide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • iPad (opgeladen) 
  • Schrift
  • Pen

Slide 3 - Slide

Welkom
Pak je 
 je schrift of een blaadje
en je pen. Log in op deze LessonUp. 

Leg je gemaakte huiswerk klaar op je tafel. 
timer
3:00

Slide 4 - Slide

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 5 - Open question

Leerdoelen
- Je weet hoe je de pv, ond, lv, mv en bwb kunt benoemen. 
- Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.   
- Je weet wat een samengestelde zin is en kunt die herkennen. 

Slide 6 - Slide

In welke volgorde benoem je de zinsdelen in een zin?
A
wwg - ond - lv - mv
B
wwg - lv - ond - mv
C
wwg - mv - lv - ond
D
wwg - ond - mv - lv

Slide 7 - Quiz

Ik geef Arnold een nieuwe fiets?
Wat is Arnold in deze zin?
A
mv
B
lv
C
ond

Slide 8 - Quiz

Welke bwb/bwb's zitten in de deze zin?

Gisteren ben ik met de trein naar huis gegaan.
A
gisteren, naar huis
B
naar huis gegaan
C
met de trein, naar huis
D
gisteren, met de trein, naar huis

Slide 9 - Quiz

Wat is de bwb?
Ik speel altijd vals.
A
Ik
B
speel
C
altijd
D
vals

Slide 10 - Quiz

De winnaar heeft een mooie prijs gekregen. De winnaar is
A
mv
B
lv
C
ond

Slide 11 - Quiz

Heb je nog                      vragen?

Slide 12 - Slide

Wat is een samengestelde zin?

Slide 13 - Mind map

samengestelde zinnen
+ enkelvoudige zinnen hebben 1 pv
+ samengestelde zinnen hebben meer dan 1 pv
+ je herkent samengestelde zinnen aan een komma en/of aan een voegwoord

Larry's familie ging naar de dierentuin, maar ze vonden het niet leuk.

Slide 14 - Slide

Van enkelvoudige 
naar samengestelde zinnen
Ik ga naar de tandarts. Ik heb kiespijn.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)
Ik ga naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord want). 

Slide 15 - Slide

samengestelde zin
- een samengestelde zin bestaat uit twee of meer enkelvoudige zinnen.
- een samengestelde zin bevat dus twee of meer persoonsvormen. 

Slide 16 - Slide

Wat?
Cursus 5 Grammatica §3: ZD Samengestelde zinnen op blz 184 en 185. 

Maak opdracht 1 t/m 3 in je schrift en boek. 
Hoe?
Zelfstandig en in stilte. Muziek mag (met oordopjes).
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Acht minuten.
Waarom?
Om je voor te bereiden op de toets Zinsdelen. Volgende week 
Klaar?
Lees alvast de theorie van §4 of oefen verder in de trainer.
Huiswerk voor de volgende les
timer
8:00

Slide 17 - Slide

Lesdoel gehaald?
Aan het einde van deze les:       
  • Je weet hoe je de pv, ond, lv, mv en bwb kunt benoemen. 
  • Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.  
  • Je weet hoe je een samengestelde zin herkent en maakt.                               


Slide 18 - Slide

Lesdoel gehaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Huiswerk
H2 - TAALVERZORGING 

Maken opdracht 1 t/m 5 op blz 60/61


Slide 20 - Slide

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 21 - Slide

Theorie (pv - wwg - ond)
pv = persoonsvorm
Zet de zin in een andere tijd --> pv verandert mee.
Hij heeft honger --> Hij had honger.
wwg = werkwoordelijk gezegde
- Alle werkwoorden uit de zin.
- Soms is hij gesplitst: De oma loopt niet door.
- 'te' hoort er ook bij: Hij zit altijd te praten.
- Moet goed klinken.
ond = onderwerp
Wie/wat + wwg? 
Waarom heeft de kleuter nooit gelogen? 
(wie/wat heeft gelogen? = de kleuter)

Slide 22 - Slide

Lijdend voorwerp
- Stel de vraag: WAT (WIE) + WG + O?
Het antwoord is het LV.

VB.| Ik | pluk | de appels.
          o.      wg.         lv
- Niet elke zin heeft een LV.
- LV begint NOOIT met een VZ. 

Slide 23 - Slide

5. Lijdend voorwerp
- Stel de vraag: WAT (WIE) + WG + O?
Het antwoord is het LV.

VB.( Ik )| (pluk) | de appels.

- Niet elke zin heeft een LV.
- LV begint NOOIT met een VZ. 

Slide 24 - Slide

Meewerkend voorwerp
Aan wie/voor wie + gezegde + ond + lv

Als er geen lv in de zin staat, staat er ook geen mv in.

Mijn moeder / geeft / een cadeau  / aan mijn vader.
       ond                wwg            lv                           mv

Slide 25 - Slide

zo vind je het meewerkend voorwerp
1  Noteer pv, ow, wg en lv
2 Stel de vraag: aan wie + wg + ow + lv
3 Controleer of je aan weg kunt laten.

       De leerling heeft een vraag aan de docent gesteld.

Slide 26 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Als je de zin tot nu toe goed hebt ontleed, is alles wat overblijft bwb.

Het kan dus zijn dat je geen bwb hebt, maar ook dat je 10 bwb's hebt.

Slide 27 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
  • Mogelijk meerdere in een zin!
  • Geeft antwoord op vragen als: waar / wanneer / hoe / waarom / etc.
  • Ook vraagwoordjes zelf zijn een BWB.
  • Ook kleine zinsdelen als: niet / altijd / ook / misschien / etc. zijn een BWB.
  • Overgebleven zinsdelen. 

Slide 28 - Slide

Opdracht: ontdek de persoonsvormen 
en noteer die per zin. 
1. Wanneer je langdurig pijn hebt, moet je naar de huisarts gaan. 
2. Ze at haar pizza op, terwijl ze tv zat te kijken. 
3. Hoewel het weinig uitmaakt, zou ik toch voor dit type spijker kiezen. 
4. Je kunt wel zien, dat hij gek op haar is. 
5. Zoals de agent al aangegeven had, kreeg Nicolette een bekeuring van 30 euro. 
6. Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk.




timer
6:00

Slide 29 - Slide

Antwoorden 
1. Wanneer je langdurig pijn hebt, moet je naar de huisarts gaan. 
2. Ze at haar pizza op, terwijl ze tv zat te kijken. 
3. Hoewel het weinig uitmaakt, zou ik toch voor dit type spijker kiezen. 
4. Je kunt wel zien, dat hij gek op haar is. 
5. Zoals de agent al aangegeven had, kreeg Nicolette een bekeuring van 30 euro. 
6. Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk.




Slide 30 - Slide

Van enkelvoudige naar 
samengestelde zinnen
Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt voor de broodjes.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)

Marloes neemt drinken mee en Levi zorgt voor de broodjes. 
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord en). 

Slide 31 - Slide

Van enkelvoudige 
naar samengestelde zinnen
Ik ga naar de tandarts. Ik heb kiespijn.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)
Ik ga naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord want). 

Slide 32 - Slide

Lesdoelen:
Aan het einde van deze les:
  • Ik kan  het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen.
  • Ik weet wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken.
  • Ik heb  geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 33 - Slide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 34 - Open question