This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je het gebruik van tag questions, many vs much en few vs littleuitleggen en toepassen.
Slide 2 - Slide
Leg het doel van de les uit aan de studenten en leg uit hoe deze les hen zal helpen hun taalvaardigheden te verbeteren.
Tag Questions
Tag questions zijn korte vragen die aan het einde van een zin worden toegevoegd om bevestiging of ontkenning te vragen.
Slide 3 - Slide
Leg uit wat tag questions zijn en geef enkele voorbeelden. Laat de studenten oefenen met het maken van tag questions.
TAG QUESTIONS: Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....
A
ook bevestigend (+)
B
ontkennend (-)
Slide 4 - Quiz
This item has no instructions
Tag Questions Oefening
Maak tag questions bij de volgende zinnen: He is a doctor, isn't he? You don't like pizza, do you?
Slide 5 - Slide
Geef de studenten de opdracht om tag questions te maken bij de gegeven zinnen en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Tag Questions Oefening
Maak tag questions bij de volgende zinnen: They can swim, _____ they? You didn't eat breakfast, _____ you?
Slide 6 - Slide
Geef de studenten de opdracht om tag questions te maken bij de gegeven zinnen en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Tag Questions Oefening
Maak tag questions bij de volgende zinnen: She is from Italy, _____ she? You have a cat, _____ you?
Slide 7 - Slide
Geef de studenten de opdracht om tag questions te maken bij de gegeven zinnen en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Tag Questions Oefening
Maak tag questions bij de volgende zinnen: They didn't go to the party, _____ they? You can speak Spanish, _____ you?
Slide 8 - Slide
Geef de studenten de opdracht om tag questions te maken bij de gegeven zinnen en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Tag Questions Oefening
Maak tag questions bij de volgende zinnen: They will come, _____ they? You didn't watch the movie, _____ you?
Slide 9 - Slide
Geef de studenten de opdracht om tag questions te maken bij de gegeven zinnen en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Het onderdeel Tag questions
A
Snap ik helemaal
B
Vond ik moeilijk
C
Snap ik een beetje
D
Snap ik redelijk goed
Slide 10 - Quiz
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je het gebruik van tag questions, many vs much en few vs littleuitleggen en toepassen.
Slide 11 - Slide
Leg het doel van de les uit aan de studenten en leg uit hoe deze les hen zal helpen hun taalvaardigheden te verbeteren.
Waarom is het 'much work' en 'many messages'?
Waarom niet ' many work' en 'much messages'?
Slide 12 - Open question
This item has no instructions
Many vs Much
Many gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden en much gebruik je bij ontelbare zelfstandige naamwoorden.
Slide 13 - Slide
Leg het verschil tussen many en much uit en geef enkele voorbeelden. Laat de studenten oefenen met het gebruik van many en much.
much / many / a lot of
countable
uncountable
popcorn
sand
pencil
table
friend
laptop
time
money
Slide 14 - Drag question
This item has no instructions
Step 1 : Look at the word that follows much/many
Step 2 : Can you count this word?
Stap 3 : Yes --> many No --> much
I don't have much / many time for sports this week.
Does this shop has much / many products?
John doesn’t always have much / many books in his bag.
How much / many homework have you got?
MUCH
MUCH
MANY
MANY
Slide 15 - Drag question
This item has no instructions
Few vs Little
Few gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden en little gebruik je bij ontelbare zelfstandige naamwoorden.
Slide 16 - Slide
Leg het verschil tussen few en little uit en geef enkele voorbeelden. Laat de studenten oefenen met het gebruik van few en little.
Many vs Much Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: I have _____ apples and _____ milk.
Slide 17 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen many en much en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Few vs Little Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: I have _____ friends and _____ time.
Slide 18 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen few en little en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Many vs Much Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: He drank _____ water and ate _____ rice.
Slide 19 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen many en much en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Few vs Little Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: I have _____ problems and _____ patience.
Slide 20 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen few en little en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Many vs Much Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: We have _____ books and _____ furniture.
Slide 21 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen many en much en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Few vs Little Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: I have _____ siblings and _____ energy.
Slide 22 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen few en little en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Many vs Much Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: She has _____ money and _____ jewelry.
Slide 23 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen many en much en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Few vs Little Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: I have _____ clothes and _____ time.
Slide 24 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen few en little en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Many vs Much Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: They bought _____ vegetables and _____ meat.
Slide 25 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen many en much en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Few vs Little Oefening
Vul de ontbrekende woorden in: I have _____ problems and _____ money.
Slide 26 - Slide
Geef de studenten een oefening waarbij ze moeten kiezen tussen few en little en laat enkele studenten hun antwoorden presenteren.
Samenvatting
Tag questions zijn korte vragen die aan het einde van een zin worden toegevoegd om bevestiging of ontkenning te vragen. Many gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden en much gebruik je bij ontelbare zelfstandige naamwoorden. Few gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden en little gebruik je bij ontelbare zelfstandige naamwoorden.
Slide 27 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en geef de studenten de gelegenheid om vragen te stellen of feedback te geven.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 28 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 29 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 30 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.