Wk 6, les 2: het aanwijzend voornaamwoord / het demonstratief pronomen

Welkom!

Nederlands/NT2
13 oktober 2022


juf Hilde

1 / 43
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom!

Nederlands/NT2
13 oktober 2022


juf Hilde

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Kahoot!
  • Lichaam woorden & spelletjes
  • Soap

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Dingen en mensen aanwijzen
de Aanwijzende Voornaamwoorden
dingen en mensen aanwijzen
de aanwijzende voornaamwoorden
deze - die
dit - dat
deze man, die vrouw, dit kind, dat boek

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Het demonstratief pronomen
(Het aanwijzend voornaamwoord)
Het aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) wijst iets of iemand aan. 
Er zijn vier aanwijzende voornaamwoorden: 
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze: deze school, die sporter.
Bij een het-woord gebruik je altijd dit of dat: dit huis, dat gebouw.

Het aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden. 
Het vervangt dan woorden die je er achter kunt denken. 
Geef dat (boek) eens aan! 

Een aanwijzend voornaamwoord kan ook naar een zin verwijzen. 


Slide 6 - Slide


hier 

daar
singularis
de broek
deze broek
die broek
het shirt
dit shirt
dat shirt
pluralis
de broeken
deze broeken
die broeken
de shirts
deze shirts
die shirts

Slide 7 - Slide

Neem je ......... rode paprika of ......... groene? (de paprika)
A
deze, deze
B
dit, dit
C
deze, dit
D
dit, deze

Slide 8 - Quiz

Ik neem ......... bril. .......... andere bril staat me niet. (de bril)
A
deze, die
B
deze, dat
C
dat, dat
D
deze, dit

Slide 9 - Quiz

Ober, .......... biefstuk is niet vers! (de biefstuk)
A
dit
B
deze

Slide 10 - Quiz

Ik houd van ijs, maar ...... ijs vind ik niet lekker (het ijs)
A
die
B
dit

Slide 11 - Quiz

Zelfstandig werken

Klare Taal: les over aanwijzend
voornaamwoord


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

het lichaam

Slide 14 - Slide

speedflow
Zeg de woorden die je ziet,
zo snel als je kan!

Slide 15 - Slide

Zeg zo snel als je kan....

Slide 16 - Slide

Zeg zo snel als je kan...

Slide 17 - Slide

Zeg zo snel als je kan...

Slide 18 - Slide

Zeg zo snel als je kan...

Slide 19 - Slide

Zeg zo snel als je kan...

Slide 20 - Slide

Zeg zo snel als je kan...

Slide 21 - Slide

Zeg zo snel als je kan...

Slide 22 - Slide

Nog een laatste keer....

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wheel of decide!

Slide 25 - Slide

Pak je schrift

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

TPR opdrachten:
Luister naar de docent
en voer de opdracht uit!

Slide 28 - Slide

Nu jij!

Slide 29 - Slide

Elke leerling noemt een opdracht die de andere leerlingen moeten uitvoeren!

Slide 30 - Slide

Simon zegt:
- Luister naar de docent.

Slide 31 - Slide

Simon zegt!

Slide 32 - Slide

- Zegt de docent ''Simon zegt''
dan moet je de opdracht doen!

Slide 33 - Slide

- Zegt de docent geen ''Simon zegt''
dan moet je de opdracht niet doen!

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Opdracht tekenen

Slide 36 - Slide

Luister naar de docent.

Slide 37 - Slide

Pak je potlood en het papier.

Slide 38 - Slide

De docent zegt wat je moet tekenen. Luister goed!

Slide 39 - Slide

Nu jij!

Slide 40 - Slide

Geef om de beurt een onderdeel van het gezicht die je buurman moet tekenen.

Slide 41 - Slide

het lichaam

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link