Hoofdstuk 4 Verzekeringen

Als je niet weet of het gaat gebeuren is het een …..
A
zeker voorval
B
onzeker voorval
C
eigen risico voorval
D
surprise voorval
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Als je niet weet of het gaat gebeuren is het een …..
A
zeker voorval
B
onzeker voorval
C
eigen risico voorval
D
surprise voorval

Slide 1 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een onzeker voorval?
A
inbraak
B
ongeluk
C
zelf vernielen
D
blikseminslag

Slide 2 - Quiz

Hoe noemen we een verzekeringsovereenkomst?
A
Een polis.
B
De premie.
C
Een overeenkomst.
D
De polisvoorwaarden .

Slide 3 - Quiz

Je gooit je telefoon die je verzekerd hebt op de grond. Er is hier sprake van een onzeker voorval.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Een verzekering afsluiten, dat betekent...
A
je stopt met de verzekering
B
je neemt een verzekering
C
je sluit de verzekering
D
dat je het moeilijk vindt om een verzekering te kiezen.

Slide 5 - Quiz

AVP staat voor:
A
Aansprakelijkheidsverzekering particulieren
B
Aanspraakpunt voor problemen
C
Allriskverzekering voor particulieren
D
Aansprakelijkheidsverzekering personen

Slide 6 - Quiz

Een AVP vergoedt de schade als deze ... is veroorzaakt
A
per ongeluk
B
met opzet

Slide 7 - Quiz

Zelfde situatie als de vorige vraag. Sandra's fiets blijkt ook beschadigd. Wie draait voor die kosten op?
A
De AVP van de auto-eigenaar
B
De auto-eigenaar
C
De AVP van Sandra's ouders
D
Sandra en haar ouders

Slide 8 - Quiz

Wat is het doel van de AVP verzekering?
A
Schade vergoeden als er tijdens je vakantie iets gebeurd.
B
Schade vergoeden vanaf je 18e.
C
Schade vergoeden die jij onopzettelijk aanbrengt bij anderen.
D
Schade vergoeden die jij aanbrengt bij anderen

Slide 9 - Quiz

Waarvoor is de inboedelverzekering?
A
Schade en diefstal van spullen in je huis
B
Schade aan je huis
C
schade aan iemand anders

Slide 10 - Quiz

Een inboedelverzekering is hetzelfde als een woonhuisverzekering.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Meneer de Groot heeft een inboedel t.w.v. €60.000. Voor de zekerheid verzekert hij de inboedel voor €80.000. Hij betaalt een premie van €1,50 per €1.000 verzekerd bedrag. Bij een inbraak is er voor €12.000 schade.
Hoe hoog is de premie en hoeveel keert de verzekeraar uit?
A
Premie €90 Uitkering €12.000
B
Premie €90 Uitkering €16.000
C
Premie €120 Uitkering €12.000
D
Premie €120 Uitkering €16.000

Slide 12 - Quiz

Oververzekerd zijn bij een verzekering betekent:
A
je hebt een hogere waarde opgegeven dan de werkelijke waarde
B
je hebt een lagere waarde opgegeven dan de werkelijke waarde
C
je hebt alleen de onderverdieping van het huis verzekerd
D
je hebt een lagere premie betaald dan de werkelijke premie

Slide 13 - Quiz

Lotte haar kerstboom vliegt in de fik. Oo nee denkt Lotte, daar gaan al haar kerstballen. Gelukkig is ze verzekerd. Welke verzekering vergoed dit?
A
Opstalverzekering
B
Inboedelverzekering

Slide 14 - Quiz

Als je huis of spullen lager verzekerd zijn dan de werkelijke waarde dan ben je ... verzekerd.
A
onder
B
over
C
goed
D
te veel

Slide 15 - Quiz