In de afbeelding zie je de spieren die je onderarm bewegen. Om je onderarm te bewegen heb je twee spieren nodig: de
biceps (armbuigspier) en de
triceps (armstrekspier).
In afbeelding 1 is de arm gebogen. De biceps is dan aangespannen. De biceps trekt aan het spaakbeen, waardoor de arm buigt. De biceps kan het bot niet terugduwen. Om de arm te strekken, is daarom de triceps nodig. Als deze spier aanspant, trekt hij aan de ellepijp en wordt de arm gestrekt (zie afbeelding 2).
Om een bot te bewegen heb je altijd twee spieren nodig: een buigspier en een strekspier. Deze spieren hebben een tegengestelde werking. Een buigspier en een strekspier die samen één beweging mogelijk maken, vormen een antagonistisch paar. De strekspier is de antagonist van de buigspier.