1.4 - Uitkomen met je geld

1.4 - Uitkomen met je geld
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.4 - Uitkomen met je geld

Slide 1 - Slide

Heb jij inkomen?

Slide 2 - Mind map

Soorten inkomen
  • Loon / salaris = het inkomen dat je ontvangt als je voor een baas werkt
  • Winst = het inkomen dat je verdient met een eigen bedrijf
  • Uitkering = het inkomen dat je krijgt van de overheid als je bijvoorbeeld werkloos of arbeidsongeschikt bent.


Slide 3 - Slide

Van welk soort inkomen weet je van te voren niet hoeveel het is?
A
loon
B
winst
C
salaris
D
uitkering

Slide 4 - Quiz

Soorten uitgaven
Vaste lasten = met regelmaat (je zit hier vaak aan vast)
  • Abonnement, huur/hypotheek
Dagelijkse uitgaven = meestal huishoudelijk
  • Boodschappen
Incidentele uitgaven = af en toe
  • Vakantie, nieuwe apparaten, auto

Slide 5 - Slide

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energie
Verzekering
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen
Nieuwe telefoon

Slide 6 - Drag question

Huiswerk
Paragraaf 1.4
Maken: Opdracht 1 t/m leerstof 3

Slide 7 - Slide

1.4 - Uitkomen met je geld

Slide 8 - Slide

Er zijn 3 soorten uitgaven waar je geld aan uitgeeft. Welke 3 zijn dit ook alweer?

Slide 9 - Open question

Uitkomen met je inkomen
Begroting
= Overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven

Voor grote uitgaven kan je beter wat geld opzij zetten. 
Dit heet geld reserveren.

Slide 10 - Slide

Rekenen:
Van week naar maand

1 jaar bestaat uit:
  • 52 weken
  • 12 maanden

Formule:
Bedrag per week x 52 : 12
= bedrag per maand
Rekenen:
Van maand naar week

1 jaar bestaat uit:
  • 52 weken
  • 12 maanden

Formule:
Bedrag per maand x 12 :52
= bedrag per week

Slide 11 - Slide

Welk bedrag moet je per maand reserveren als je over 1,5 jaar een nieuwe fiets wil kopen van 800 euro?
A
Eur. 50,00
B
Eur. 44,44
C
Eur. 45,00
D
Eur. 40,25

Slide 12 - Quiz

Huiswerk
Paragraaf 1.4
Maken: Opdracht 1 t/m samenvatting

Slide 13 - Slide