H4: Procenten en diagrammen (herhaling)

Procenten en diagrammen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Procenten en diagrammen

Slide 1 - Slide

Bij een cirkeldiagram betekent een volle cirkel:
A
360 %
B
100 %
C
Hangt er vanaf
D
90%

Slide 2 - Quiz

Een weekend in een vierpersoons bungalow kost 325 Euro.
In het hoogseizoen betaal je 20% meer.
Hoeveel betaal je meer?
A
€ 135,00
B
€ 65,00
C
€ 390,00
D
€ 20,00

Slide 3 - Quiz

Bij een toename van 12% is de nieuwe hoeveelheid:
A
Nieuw = oud + 12 x oud
B
Nieuw = oud + 0,12 x oud
C
Nieuw = oud - 12 x oud
D
Nieuw = oud - 0,12 x oud

Slide 4 - Quiz

Een pak koffie van 500 gram kost € 5,45. De volgende week wordt de prijs met 15% verhoogd. Bereken de nieuwe prijs.
A
€ 5,30
B
€ 5,60
C
€ 6,27
D
€ 6,26

Slide 5 - Quiz

Een elektrische scooter kost € 1750,00
Tijdens een actieweek krijg je 30% korting. Wat is de nieuwe prijs?
A
€ 583,33
B
€ 1720,00
C
€ 52500,00
D
€ 1225,00

Slide 6 - Quiz

Een e-reader van € 79,00 kost met ingang van volgende week € 87,00 Bereken hoeveel procent de e-reader duurder wordt.


A
10 %
B
9,9 %
C
10,1%
D
8 %

Slide 7 - Quiz

Pim is schaatser en wil graag naar de Olympische Spelen. Op het moment schaatst hij de 1000 m in 1 minuut en 10 seconden.
Om zich te kwalificeren moet hij deze afstand in 1 minuut en 8 seconden schaatsen. Hoeveel procent moet er van zijn huidige tijd af om zich te kwalificeren?
A
2%
B
9,2%
C
68%
D
2,9%

Slide 8 - Quiz

Als de prijs van 98 euro verhoogt wordt naar 114 euro dan......
A
is de absolute toename 16 euro
B
is de absolute toename 14 euro
C
is de relatieve toename 16 euro
D
is de relatieve toename 14 euro

Slide 9 - Quiz

Wat is een ander woord voor de pizzapuntjes waarin je een cirkeldiagram verdeeld?
A
taartpunt
B
sector
C
sectie
D
hoek

Slide 10 - Quiz

Wat is dit?

A
Lijndiagram
B
Staafdiagram
C
Taartdiagram
D
Cirkeldiagram

Slide 11 - Quiz

De centrummaten zijn:
A
Het middelpunt van een cirkel en de grootte van het centrum in een stad.
B
De modus en de mediaan
C
De modus, mediaan en het gemiddelde
D
De maten die je in het midden ergens tegenkomt.

Slide 12 - Quiz

Bepaal de modus van
5 7 4 8 8 4 6 9
A
8
B
6
C
Er is geen modus
D
6 en 5

Slide 13 - Quiz

Bepaal de mediaan van
3 2 8 4 9 6 5
A
4
B
5
C
Geen van alle

Slide 14 - Quiz

Bepaal de mediaan van
9 5 2 2 8 3 7 6 2 6
A
5
B
5,5
C
6,0
D
Geen van alle

Slide 15 - Quiz

Hieronder staan de resultaten van de toetsen en de bijbehorende gewichten. Bepaal het gemiddelde.
2,6 (x1) 5,8(x3) 8,2(x2) 7,1(x2) 3,9(x3)
A
5,5
B
5,6
C
5,7
D
Geen van alle

Slide 16 - Quiz

Telefoongesprekken van Sjaak.
Volgende opdrachten (12, 13 en 14)

Slide 17 - Slide

Sjaak houdt een maand bij hoeveel telefoongesprekken hij op een dag houdt. Zie de tabel op de vorige bladzijde.
Hoeveel gesprekken heeft Sjaak gemiddeld per dag gevoerd?

Slide 18 - Open question

Wat is de modus van de telefoongesprekken?

Slide 19 - Open question

Wat is de mediaan van de telefoongesprekken?

Slide 20 - Open question