V3_H2_Taalverzorging_2.1 Grammatica_Woordsoorten_OEFENEN

OEFENEN MET HWW, ZWW, KWW
Eerst nadenken, dan pas invullen!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

OEFENEN MET HWW, ZWW, KWW
Eerst nadenken, dan pas invullen!

Slide 1 - Slide

Sleep de rode vakjes naar de bijbehorende werkwoorden!
Meneer Vervoort zou stiekem best wel eens grappig kunnen zijn. 
zou

kunnen
zijn
hulp
werkwoord 1
hulp
werkwoord 2
koppel
werkwoord

Slide 2 - Drag question

Er kunnen meerdere koppelwerkwoorden in een zin staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

‘Worden’ is één van de negen koppelwerkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

‘Hebben’ is één van de negen koppelwerkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Waar staan alleen maar koppelwerkwoorden?
A
zijn worden blijven mogen lijken lopen verdrietig nee
B
willen mogen hebben zijn worden zullen
C
zijn worden willen mogen blijven blijken lijken dunken heten voorkomen
D
zijn worden blijven blijken lijken schijnen heten dunken voorkomen

Slide 6 - Quiz

Welke woorden zijn de koppelwerkwoorden?

Langs de rivier waren sportieve koppels aan het hardlopen.
A
waren
B
aan het hardlopen
C
waren aan het hardlopen
D
geen koppelwerkwoord

Slide 7 - Quiz

Welke woorden zijn de koppelwerkwoorden?

Volgens onderzoek van de overheid lijken de meeste coronapatiënten ouderen te zijn.
A
zijn
B
geen koppelwerkwoord
C
lijken
D
lijken / zijn

Slide 8 - Quiz

Welke woorden zijn de koppelwerkwoorden?

Op de uiterwaarden waren verliefde paartjes onder de treurwilgen aan het schaatsen.
A
waren
B
aan het schaatsen
C
waren aan het schaatsen
D
geen koppelwerkwoord

Slide 9 - Quiz

Er kunnen meerdere zelfstandige werkwoorden in een zin staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz


Hoeveel zelfstandige werkwoorden zitten er in deze zin?

Ik zou je graag hebben willen zien.



A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Welke woorden zijn de zelfstandige werkwoorden?

Op school mogen leerlingen nog altijd geen kauwgom eten.
A
mogen
B
eten
C
mogen eten
D
mogen leerlingen kauwgom eten

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de zelfstandige werkwoorden? Meerdere antwoorden mogelijk

Zij zou graag een beroemde vlogster gebleven zijn.
A
zou
B
gebleven
C
zijn
D
geen zww in de zin maar wel een kww

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de hulpwerkwoorden? Meer antwoorden mogelijk.

Zij zou graag een beroemde vlogster gebleven zijn.
A
zou
B
vlogster
C
gebleven
D
zijn

Slide 14 - Quiz


Welke soort werkwoorden staan er in de zin.

Ik heb je gisteren toch al gebeld?



A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden

Slide 15 - Quiz


Welke soort werkwoorden staan er in de zin.

Wie zou dat gedaan kunnen hebben?



A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoorden
B
koppelwerkwoord en hulpwerkwoorden
C
alleen hulpwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden en één hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz


Noteer de hulpwerkwoorden in deze zin.

Zij heeft de geslipte auto gelukkig niet kunnen zien



A
heeft, geslipte, kunnen
B
heeft, kunnen, zien
C
heeft, zien
D
heeft, kunnen

Slide 17 - Quiz

Noteer alle hulpwerkwoorden
Daarvoor zult u binnen moeten kijken.

Slide 18 - Open question

Noteer het hulpwerkwoord / alle hulpwerkwoorden.
Hij zou daar ziek geworden zijn.

Slide 19 - Open question

Noteer het belangrijkste werkwoord.
Het zou nu toch wel afgelopen moeten kunnen zijn met deze toets.

Slide 20 - Open question

einde


Einde

Slide 21 - Slide