NN6 H/V H1. Woordenschat & Lezen H1-H5

Lezen en Woordenschat H1-H5
Herhaling

Emelwerda College 21/22
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen en Woordenschat H1-H5
Herhaling

Emelwerda College 21/22

Slide 1 - Slide

Programma

1. Herhaling Woordenschat H1-H5
2. Herhaling Lezen H1-H5
3. Reflectievraag

Slide 2 - Slide

Woordenschat H1-H5
Herhaling

Emelwerda College 21/22

Slide 3 - Slide

Je kunt de betekenis van een woord soms vaststellen door een woordraadstrategie te gebruiken. Daarbij kijk je naar...
A
de context
B
de letters
C
de inleiding
D
het bord

Slide 4 - Quiz

Noem de vijf woordraadstrategieën: zoek een... (schrijf de antwoorden onder elkaar):
timer
1:00

Slide 5 - Open question

Het tegenovergestelde van het voorvoegsel ex- is:
A
voor-
B
in-
C
bij-
D
on-

Slide 6 - Quiz

Bij de woordraadstrategie 'zoek een voorbeeld' kan een voorbeeld volgen na het signaalwoord:
A
en
B
denk maar aan
C
ten eerste
D
dus

Slide 7 - Quiz

Afleidingen kunnen woorden zijn met een voorvoegsel. Welk woord is een voorvoegsel?
A
des
B
lijk
C
loos
D
baar

Slide 8 - Quiz

timer
1:00
Schrijf een woord op dat een samenstelling is.

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Video

Lezen H1-H5
Herhaling

Emelwerda College 21/22

Slide 11 - Slide

timer
1:00
Uit welke drie delen bestaat een tekst meestal?

Slide 12 - Mind map

Het onderwerp van een tekst vind ik door:
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
nauwkeurig lezen
D
zoekend lezen

Slide 13 - Quiz

Welke bewering over het onderwerp is ONJUIST.
A
Het onderwerp vind je altijd in de inleiding.
B
Bij het weergeven van het onderwerp gebruik je geen persoonsvorm.
C
Het onderwerp geef je altijd weer met een woord of groepje woorden
D
Het onderwerp is altijd een vraag.

Slide 14 - Quiz

Wat vind je door globaal een tekst te lezen?
A
de titel
B
het onderwerp
C
het deelonderwerp
D
de hoofdgedachte

Slide 15 - Quiz

Welke bewering is ONJUIST

Deelonderwerpen
A
vind je in het middenstuk.
B
vind je door de eerste en laatste zin van een alinea te lezen.
C
vind je door globaal te lezen.
D
omvatten altijd meerdere alinea's.

Slide 16 - Quiz

Bedenk een situatie uit jouw eigen leven waarbij je 'zoekend lezen' toepast.
timer
2:00

Slide 17 - Open question

Wat doe je bij precies lezen?
A
De eerste en laatste regel van alle alinea's lezen.
B
De titel, tussenkopjes en afbeeldingen bekijken.
C
De hele tekst lezen.
D
Het stukje dat je nodig hebt nauwkeurig lezen.

Slide 18 - Quiz

Omschrijf in eigen woorden wat de hoofdgedachte van een tekst is.
timer
1:00

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Video

Wat is GEEN tekstverband?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Antwoordend verband
D
Opsommend verband

Slide 21 - Quiz

Welk verband geeft het signaalwoord aan:

Lieke kwam om acht uur binnen; kort DAARNA ging Jens weg.
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 22 - Quiz

Wat voor verband herken je in de zin?

Naast informatie over de indeling ontvang je ook gegevens over de geschiedenis van het gebouw.
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 23 - Quiz

Wat voor verband herken je in de zin?

Pim is lang en blond, maar Domadious is klein en donker.


A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 24 - Quiz

Wat is een signaalwoord voor een toelichtend verband?
A
en
B
ofschoon
C
zoals
D
vervolgens

Slide 25 - Quiz

Reflectievraag

Emelwerda College 21/22

Slide 26 - Slide

Welke theorie over Woordenschat en Lezen moet je nog goed leren?
timer
1:00

Slide 27 - Open question