This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Terugblik
Slide 1 - Slide
Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling
Slide 2 - Quiz
Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.
Slide 3 - Quiz
Is een telefoon kopen op afbetaling een lening?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Wat zijn kredietkosten?
A
Rente
B
Afsluitkosten e.d.
C
Rente + Afsluitkosten e.d.
Slide 5 - Quiz
We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen
Slide 6 - Quiz
Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
De wisselkoers is € 1 = $ 1,20 (=aankoopkoers). Hoeveel dollar krijg je met € 367?
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Wisselkoers €1 = $1,22 (= verkoopkoers) Je bent 2 jaar geleden op vakantie geweest naar Amerika Je vindt in je koffer nog $250 Bereken hoeveel € je nu nog terug krijgt aan de hand van de bovenstaande wisselkoers
Slide 17 - Open question
Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's
Slide 18 - Quiz
Wat is beleggen?
A
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het meer oplevert dan sparen
B
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het niets oplevert dan sparen
C
Je zet je geld op een spaarrekening
D
Je stopt je geld in een spaarpot
Slide 19 - Quiz
Als de wisselkoers van de € stijgt, dan ...
A
wordt de € duurder
B
dan wordt de € goedkoper
Slide 20 - Quiz
De wisselkoers van 1 euro is wisselkoers kopen: $1,30 Wisselkoers verkopen: 1,28 Hoeveel krijg je voor 300 euro?
A
$384
B
$231
C
$234
D
$390
Slide 21 - Quiz
Doelen vandaag
Je kunt uitleggen wat de rol van banken is in ons geldverkeer
Je kunt de voor- en nadelen benoemen van beleggen vergeleken met sparen
Je kunt uitleggen wat je met de wisselkoers van vreemde valuta kunt omrekenen
Je kunt berekenen hoeveel vreemd geld je voor een bedrag in euro's krijgt
Je kunt een bedrag in vreemd geld omrekenen naar euro's