les 3

Wat gaan we doen vandaag
09:00 / 09:15 Start: Begrippen toets 
09:15 / 09:45 Beeldaspect Licht / schaduw - Plasticiteit 

09:45 / 10.00 Start theorie (beeldaspect ruimte)  perspectief 
10.00 / 10.15 Pauze 

10:15 / 10 40  kubus in 1,2 en 3 puntperspectief

10:40 / 11:45 stad in perspectief / landschap, kamer
11:45 / 12:00 beeldaspect compositie 

12:00/12:15 afsluiting + HW 





1 / 37
next
Slide 1: Slide
TekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2-4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag
09:00 / 09:15 Start: Begrippen toets 
09:15 / 09:45 Beeldaspect Licht / schaduw - Plasticiteit 

09:45 / 10.00 Start theorie (beeldaspect ruimte)  perspectief 
10.00 / 10.15 Pauze 

10:15 / 10 40  kubus in 1,2 en 3 puntperspectief

10:40 / 11:45 stad in perspectief / landschap, kamer
11:45 / 12:00 beeldaspect compositie 

12:00/12:15 afsluiting + HW 





Slide 1 - Slide

begrippen oefenen les 3

Slide 2 - Slide

Fixeren
A
Het vast plakken van stukken papier
B
Vastleggen van houtskool

Slide 3 - Quiz

Wat gebeurd er als je houtskool niet Fixeert?

Slide 4 - Open question

Welk potlood is het zachtst?
A
HB
B
H2
C
F
D
B2

Slide 5 - Quiz

Wat is/zijn voordelen van kneedgum
A
Er komt geen afval af
B
Je kan het lekker kneden
C
Je kan er mee blenden
D
Je kan precieze delen gummen

Slide 6 - Quiz

Organische vormen
Geometrische vormen

Slide 7 - Drag question

Welke verfsoort blijft het langste nat voor het schilderen nat in nat
A
acrylverf
B
waterverf
C
Olieverf
D
plakkaatverf

Slide 8 - Quiz

Hoe heet onderstaand gereedschap?

Slide 9 - Open question

Pigment in de kunst is
A
Een poeder dat kleur geeft aan de verf
B
Het is een bindmiddel voor de verf
C
Het verdunningsmiddel van de verf
D
Er zit geen pigment in verf. Alleen in je huid

Slide 10 - Quiz

welk begrip word bedoeld met:
Het versimpelen van een vorm om zo tot de kern van die
vorm te komen.
A
abstract
B
stilleren
C
figuratief
D
abstraheren

Slide 11 - Quiz

Beeldaspect licht

Slide 12 - Slide

Lichtbron - Daar waar het licht vandaan komt 

kunstmatig licht van bijvoorbeeld een lamp of natuurlijklicht van de zon.

Slide 13 - Slide

Schaduw
- eigenschaduw
- slagschaduw

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Perspectief tekenen

Slide 17 - Slide

3 x kubus 1 punt perspectief 

3x kubus 2 punt perspectief 

3x kubus 3 punt perspectief 

*voor de snelle werker, maak een wereld om de kubussen van 1 punt perspectief.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Stad in perspectief 

- potlood
- fineliner 
- inkt 

Slide 21 - Slide

Jou werk in perspectief
- vind inspiratie  
- Teken eerst een horizon
- teken de vluchtpunten 
- teken de objecten in perspectief in de tekening 
- Zorg voor nog meer diepte in je tekening door objecten van dichtbij groter te tekenen dan objecten van veraf. Maak gebruik van overlapping, afsnijding. (denk aan de verkeersbord opdracht)

- voeg details toe aan je werk. Denk aan textuur, kleur, 
- Verbeter de schets waar nodig.

Als je tevreden bent over je schets, werk je deze schets uit met een materiaal naar keuze. Voeg licht en schaduw toe.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat is compositie?
Compositie is de manier waarop de onderdelen van een kunstwerk geordend worden. 
Iedere compositie heeft een ander effect op het kunstwerk.



Johannes Vermeer, Meisje met de 
parel ± 1665-1667, olieverf op doek

Slide 26 - Slide

Symmetrische compositie
Een symmetrische compositie wordt gekenmerkt doordat het werk is te verdelen in 2 helften die min of meer elkaars spiegelbeeld zijn. Dat kan heel precies, maar dat hoeft niet. De spiegeling kan horizontaal, verticaal of diagonaal zijn. 
Symmetrie heeft een statisch (rustig, stilstaand) effect.

Slide 27 - Slide

Asymmetrische compositie
Is er geen symmetrie aanwezig dan noemen we de compositie asymmetrisch. Het heeft een dynamisch (druk, beweeglijk) effect.

Slide 28 - Slide

Centrale compositie
Als je aandacht naar het midden van het beeldvlak wordt getrokken, spreken we van een centrale compositie. 
Een centrale compositie heeft een statisch effect.

Slide 29 - Slide

Geometrische compositie
In de compositie zijn geometrische vormen te herkennen, zoals een rechthoek, cirkel of driehoek. 
Een geometrische compositie heeft een statisch effect.

Slide 30 - Slide

Driehoeks compositie
In de compositie is de vorm van een driehoek te herkennen. De belangrijkste onderdelen in de voorstelling zijn binnen deze driehoek geplaatst. Een driehoekscompositie kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Statisch

Slide 31 - Slide

Over-all compositie
Alle onderdelen van de compositie zijn hetzelfde, doen patroonachtig aan en staan verspreid over het beeldvlak. 
Ze lijken buiten het schilderij tot in het oneindige door te kunnen gaan.
Het kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Slide 32 - Slide

Horizontale compositie
De onderdelen van een compositie zijn vooral horizontaal gerangschikt, Een horizontale compositie heeft een statisch effect. 


Slide 33 - Slide

Verticale compositie
De belangrijkste onderdelen zijn in een verticale lijn geordend, van boven naar beneden. Ook dit heeft een statisch effect. 



Slide 34 - Slide

Diagonale compositie
In een diagonale compositie zijn de onderdelen diagonaal geordend of er zit een diagonale richting in. 
Dit heeft een dynamisch effect.


Slide 35 - Slide

Dynamische compositie
Een compositie waar beweging in zit of in lijkt te zitten. Bijvoorbeeld door diagonale lijnen en uitstekende delen. Dit heeft een dynamisch effect. 


Slide 36 - Slide

Statische compositie
In een statische compositie zit geen beweging, het is rustig en in evenwicht. 

Dit krijg je door het gelijkmatig toepassen van verticale en horizontale richtingen - weinig beweeglijke vormen te gebruiken - vormen en kleuren gelijkmatig te verdelen - weinig contrasten te gebruiken.

Slide 37 - Slide