BK_H2_TestPrep1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Oefenen voor de toets deel 1

Woordjes: A, B theme words

Stones: 4 

Grammatica: 4 

Onderdeel 1: Vul het juiste woord in op de lege plek in de zin.

5 woordjes (5 punten)

kies uit: mark - tired -timetable - Dutch

I have to look at my 1. (...) to see which lessons I have today. I have 2. (...) today which is my favourite subject. I also have an English test, I hope I get a good 3. (...). At the end of the day I am very 4. (...) of school.      

I have to look at my (...) to see which lessons I have today.

1. mark
2. tired
3. timetable
4. Dutch

I have 2. (...) today which is my favourite subject.

1. mark
2. tired
3. timetable
4. Dutch

I also have an English test, I hope I get a good 3. (...).

1. mark
2. tired
3. timetable
4. Dutch

At the end of the day I am very 4. (...) of school.

1. mark
2. tired
3. timetable
4. Dutch

Onderdeel 2: vertaal de zinnen naar het Engels

5 tijden (10 punten)

1.  Het is half acht. 

2. Het is kwart voor elf.

3. Het is tien over vier.

4. Het is drie uur.

Vertaal de zin naar het Engels.
Het is half acht.

Vertaal de zin naar het Engels.
Het is kwart voor elf.

Vertaal de zin naar het Engels.
Het is tien over vier.

Vertaal de zin naar het Engels.
Het is drie uur.

Onderdeel 3: kies welke van de twee woorden het beste in de zin past.  5 zinnen (5 punten)

1. My birthday is on the one / first of August.

2. I have four / fourth sister.

3. I am twelve / twelfth years old.

4. This is the ninth / nine time I told you to make your homework.

telwoorden

1	one
2	two
3	drie
16	sixteen
21	twenty-one
9	nine
5	five

1e	first
2e	second
3e	third
16e	sixteenth
21e	twenty-first
9e	ninth
5e	fifth

My birthday is on the one / first of August.

1. one
2. first

I have four / fourth sister.

1. four
2. fourth

I am twelve / twelfth years old.

1. twelve
2. twelfth

This is the ninth / nine time I told you to make your homework.

1. ninth
2. nine

Onderdeel 4: maak van de zin een vraagzin

6 zinnen (6 punten)

can	'can' vooraan in de zin	I can dance. = Can I dance? He can dance. = Can he dance?
am / are / is	am / are / is vooraan in de zin.	I am tall = Am I tall? He is fast = Is he fast?
Geen can / am / are / is	do of does vooraan in de zin. (bij does ww-s)	I like horses = Do I like horses? She love s candy = Does she love candy

Maak van de zin een vraagzin:
He is crazy.

Maak van de zin een vraagzin:
They can dance.

Maak van de zin een vraagzin:
I love football.

Maak van de zin een vraagzin:
Sarah likes homework.

1	Vul het juiste woord in op de lege plek	5	Vocabulary chapter 2 check - fill in
2	Vertaal de zin naar het Engels (klokkijken)	10	Stone: 4ab Stone 4: overschrijven
3	Kies welke van de twee woorden het beste in de zin past (telwoorden)	5	Vocabulary B check- fill in
4	Vertaal de woorden naar het Engels	5	Vocabulary chapter 2 check - fill in
5	Maak van de zin een vraag zin	6	Grammar 4ab
6	Maak van de zin een ontkenning	6	Grammar 5ab
7	Vertaal de zin naar het Engels	16	Stone: 5ab en 6ab Stone 5 en 6 overschrijven
8	Zet de zinsdelen in de juiste volgorde	5	Grammar 6ab