Journaal week 36

Journaal week 36
Woordenschat
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Journaal week 36
Woordenschat

Slide 1 - Slide

Wat betekent lozen?
A
Iets laten wegstromen (waar dat niet mag).
B
Een spelletje.
C
Dingen op elkaar stapelen.
D
Giftig afval.

Slide 2 - Quiz

Als iets schadelijk is, dan:
A
is het goed voor je
B
is het niet goed voor je

Slide 3 - Quiz

Wat betekent: Zich zorgen maken?
A
Zorgen voor iemand
B
Iets onderzoeken
C
Bang zijn dat iets misschien niet goed gaat
D
Naar de dokter gaan

Slide 4 - Quiz

Uitstoot is een ander woord voor:
A
Chemische afvalstoffen
B
Mensen die er niet bij horen
C
Goede stoffen in de lucht.

Slide 5 - Quiz

Wat betekent allerlei?
A
Allemaal hetzelfde.
B
Allemaal verschillende soorten.

Slide 6 - Quiz

Iedere avond ...... hij zijn planten. (besproeien)
A
besproeit
B
besproeid

Slide 7 - Quiz

Wat betekent dumpen?
A
wegdoen om ervanaf te zijn
B
meenemen van iets
C
afmaken
D
iets repareren

Slide 8 - Quiz

de toestemming
A
iets wat je niet mag doen
B
iets wat je bedenkt
C
als iemand zegt dat je iets mag doen
D
als iemand zegt dat je iets kan bedenken

Slide 9 - Quiz

Synoniem voor crimineel is
A
onaardig
B
misdadig
C
agressief
D
enthousiast

Slide 10 - Quiz

Politiek

Slide 11 - Slide

Wat betekent ‘uiterst’?
A
Iets bereiken
B
Aantonen
C
Bezitten
D
Heel erg

Slide 12 - Quiz

wat betekent 'betreuren'?
A
iets jammer vinden
B
gelukkig voelen
C
iets niet goed vinden

Slide 13 - Quiz

Sigrid Kaag werd (bedreigen)
A
bedreigt
B
bedreigd

Slide 14 - Quiz

Politici zijn:
A
Mensen die van politiek hun beroep gemaakt hebben
B
Mensen die bij de politie werken

Slide 15 - Quiz

1 politicus 

2 (of meer...) politici

Slide 16 - Slide

Het weer

Slide 17 - Slide

Klagen is...
A
iemand vragen om iets te doen
B
zeggen dat je je zorgen maakt
C
zeggen dat je ergens ontevreden over bent
D
iets wat je heel vervelend of vies vindt

Slide 18 - Quiz

tegenovergestelde
van kletsnat
A
huiddroog
B
gronddroog
C
houtdroog
D
kurkdroog

Slide 19 - Quiz


Wat betekent kurkdroog?

A
heel erg droog
B
heel erg koud
C
heel erg nat

Slide 20 - Quiz

Wat is een overstroming?
A
een kanaal
B
water dat over land komt
C
een waterval
D
een door mensen gegraven rivier

Slide 21 - Quiz



Wat betekent 'verwoesten' ?



A
kapot maken
B
verhitten
C
koelen
D
beschermen

Slide 22 - Quiz

Wat betekent: extreem?
Het is deze zomer extreem droog.
A
buitengewoon
B
bijna niet
C
af en toe
D
een beetje

Slide 23 - Quiz