Burgerschap Identiteit en normen en waarden

Identiteit
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Identiteit

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Welke drie soorten identiteit zijn er?

Slide 3 - Open question

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

Slide 4 - Drag question


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'De leden van sportvereniging X vinden het belangrijk dat ze motivatie hebben, hun best doen en proberen te winnen.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 5 - Quiz


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mensen die bij een vereniging horen, kijken vaak meer naar elkaar om, steunen elkaar soms financieel als het nodig is en hebben eigen regels en wetten.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 6 - Quiz


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Ik denk dat ik sociaal, vriendelijk en behulpzaam ben. Ik vind mezelf over het algemeen wel een aardig mens.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 7 - Quiz

Waarden en Normen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Normen en waarden verschillen
  • Normen en waarden botsen regelmatig. Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.

  • Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal. Je hoeft niet alles te tolereren.

Slide 10 - Slide

Groepsnormen
  • Normen en waarden kunnen ook binnen Nederland verschillen. Elke groep heeft zijn eigen gebruiken.

  • Groepsdruk: het gevoel dat je je MOET aanpassen aan de gebruiken van een groep.

  • Pesten is vaak ook een vorm van groepsdruk: "straks ben ik de sjaak"

Slide 11 - Slide

Tolerantie betekent dat je de normen en waarden van iemand anders goed vindt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Koffiedrinken omdat je dat lekker vindt is een voorbeeld van groepsdruk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat zijn waarden?

Slide 14 - Slide

Waarden =

  • De principes of uitgangspunten die je belangrijk vindt in het leven

Slide 15 - Slide

Wat zijn normen?

Slide 16 - Slide

Normen =

  • Regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Waarden zijn?
A
Wat JIJ belangrijk vindt in het leven
B
Hetzelfde als normen
C
Regels die de wet bepaalt
D
Wat anderen belangrijk vinden

Slide 19 - Quiz

Noem zelf eens een aantal voorbeelden van waarden

Slide 20 - Open question

Normen zijn?
A
Gezondheid
B
Waarden
C
Alles in de maatschappij
D
Geschreven en ongeschreven regels

Slide 21 - Quiz

Norm 

niet liegen

Waarde

Eerlijkheid

Slide 22 - Slide

Wat is een voorbeeld van een fatsoensregel?
A
Stoppen voor het zebrapad
B
Dieren niet mishandelen
C
Op tijd komen
D
Niet dronken in het verkeer

Slide 23 - Quiz

Welk van de volgende zaken is een waarde?
A
Niet discrimineren
B
Gelijkwaardigheid
C
Niet te laat komen
D
Opstaan voor ouderen in de bus

Slide 24 - Quiz

Wat zijn niet te laat komen, niet discrimineren en opstaan voor ouderen dan wel?
A
Norm
B
Waarde

Slide 25 - Quiz

Welke norm hoort er bij de waarde:
RESPECT

Slide 26 - Open question

Welke norm hoort er bij de waarde:
RESPECT
Bijvoorbeeld:

Ik sta altijd op voor ouderen (norm), omdat ik respect heb voor ouderen (waarde).

Slide 27 - Slide

Welke norm hoort er bij de waarde
VRIENDELIJKHEID

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Video