Les voor toets H2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom!

Fijn dat je er bent. Typ in de chat "aanwezig" om te laten weten dat je er bent. Je kunt je alvast aanmelden bij LessonUp door de code linksonder te gebruiken. Zet je webcam alvast aan.

Wat gaan we doen vandaag?

• Herhaling H2 zinsdelen
• Vragenronde
• Oefenen met exam.net
• Proeftoets maken 

Herhaling H2 zinsdelen

Verwijswoorden

wijzen terug naar een of meer woorden die eerder genoemd zijn, het antecedent.

Schema pagina 62

• Leer dit schema en de bijbehorende regels goed uit je hoofd. 

Naar zelfstandige naamwoorden	verwijs je met	en:
in het enkelvoud, mannelijk	hij, hem, zijn	deze, die
in het enkelvoud, vrouwelijk	zij, ze, haar	deze, die
in het enkelvoud, onzijdig	het, zijn	dit, dat
in het meervoud	zij, ze, hen, hun	deze, die

Schema pagina 62

• Het-woorden zijn onzijdig, de-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Als je aan het aan een woord niet kunt zien, ga je ervan uit dat het mannelijk is.

Naar zelfstandige naamwoorden	verwijs je met	en:
in het enkelvoud, mannelijk	hij, hem, zijn	deze, die
in het enkelvoud, vrouwelijk	zij, ze, haar	deze, die
in het enkelvoud, onzijdig	het, zijn	dit, dat
in het meervoud	zij, ze, hen, hun	deze, die

Uitleg

• Het-woorden zijn onzijdig, de-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Als je aan het aan een woord niet kunt zien, ga je ervan uit dat het mannelijk is.
• Bijvoorbeeld: de bioscoop.
• Van sommige woorden kun je zien dat ze vrouwelijk zijn: de bibliothecaresse, de wolvin.
• de-woorden met een bepaalde uitgang (leer uit je hoofd!)

Het meisje dat/die/wat/dit altijd vrolijk is.

1. dat
2. die
3. wat
4. dit

Meervoud

• In het meervoud gebruik je zij/ze als onderwerp. Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
• Het verwijswoord hun gebruik je als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel en als bezittelijk voornaamwoord. 

Ik ga elk weekend naar hen/hun toe.

1. hen
2. hun

Hen/hun boekenkast staat vol met Nederlandse literatuur.

1. Hen
2. Hun

Ik schenk het gewonnen bedrag aan hen/hun.

1. hen
2. hun

Voor die prestatie gaf hij hen/hun een medaille.

1. hen
2. hun

Verwijswoord wat

Verwijst naar: dat en datgene, naar een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets en het enige), naar een overtreffende trap (het mooiste) en naar een hele zin.

Alles wat ik wil, is een goed cijfer voor Nederlands.

Verwijzen naar dieren/dingen en mensen

Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar + voorzetsel (daarvan, waarover), naar mensen met voorzetsel + wie.

De jongen, van wie ik een broodje kreeg, is erg aardig.

Het boek, waarover ik een boekverslag schreef, is erg geliefd bij jongeren.

Vragenronde

Oefenen met exam.net

Ga naar www.exam.net

Kies student

Vul code eHHFXP in

Oefentoets maken

Oefentoets + antwoordmodel staan in Teams.

Maak eerst de oefentoets en controleer daarna je antwoorden met het antwoordmodel.

Veel succes met leren en tot morgen!

Zorg dat je op tijd bent!