a) De oppervlakte van de dwarsdoorsnede is:
A = 1/4∙π·
d 2=1/4 × π × (0,30∙10
-3)
2 = 7,07∙10
-8 m
2.
σ = F/A = 3,0/(7,07 ∙ 10-8) = 4,2∙107 Pa = 0,042∙109 Pa.
Dat is minder dan de treksterkte 0,075∙109, dus de lijn zal niet breken.
b) Als de lijn breekt, is de treksterkte bereikt. De trekkracht is nu:
F = σ∙A = 0,075∙109×7,07∙10-8 = 5,3 N.