This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H2: Omgaan met geld
2.1 Sparen en beleggen
2.2 Lenen
2.3 Verzekeringen
2.4 Belastingen
Slide 1 - Slide
H 2.1: Sparen en beleggen?
Programma:
Lesdoelen par. 2.1
Uitleg en instructie
Opdrachten maken
Bespreken opdrachten
Lesdoelen toetsen
Slide 2 - Slide
H 2.1: Lesdoelen
Je kunt de spaarmotieven benoemen.
Je kunt voorbeelden van spaarvormen noemen.
Je kunt rekenen met enkelvoudige en samengestelde rente.
Je weet wat beleggen is, welke vormen er zijn en je weet welke risico's er zijn.
Slide 3 - Slide
Wat is sparen?
Wie heeft er een spaarrekening?
Waarom sparen mensen?
Slide 4 - Slide
Spaarmotieven (waarom sparen..)
Sparen uit voorzorg
Sparen voor een doel
Sparen voor rente (vermogensdoel)
Slide 5 - Slide
Spaarvormen
Spaarrekening, geld is vrij opneembaar, variabele rente.
Spaardeposito, geld staat voor langere tijd vast, vaste rente.
Slide 6 - Slide
Hoe bereken je de rente?
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Formule enkelvoudige rente
K = kapitaal
p= rente percentage :100
n= aantal periodes
p⋅K⋅n
Slide 9 - Slide
Enkelvoudige rente
Slide 10 - Slide
Samengestelde rente
Rente op rente
Je zet €10.000 voor 2 jaar op je spaarrekening je krijgt 5% rente
1+ (rentepercentage : 100) = groeifactor
1 + 0.05% = 1,05
€ 10.000 x 1,05 = 10.500 (Kapitaal na 1 jaar)
€ 10.500 x 1,05 = 11.025 (Kapitaal na 2 jaar)
Of: (1,05) * (1,05) * € 10.000,-.
Slide 11 - Slide
Samengestelde rente
Slide 12 - Slide
Formule samengestelde rente
(1 + p) = groeifactor
K = kapitaal
p= rente percentage : 100
n= periodes
(1+p)n⋅K
Slide 13 - Slide
Samen maken opdrachten
Je hebt 10 minuten de tijd voor het maken van
opdrachten 2, 3 en 7
van paragraaf 2.1
Huiswerk: 2 t/m 8
Slide 14 - Slide
Bespreken opdrachten 2, 3, 7
Slide 15 - Slide
Wanneer is er sprake van 'rente op rente'?
A
variabele rente
B
vaste rente
C
enkelvoudige rente
D
samengestelde rente
Slide 16 - Quiz
Spaarrekening: € 1.500 1,2% rente Hoeveel rente na 3 jaar?
Enkelvoudige rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65
Slide 17 - Quiz
Welke spaarmotieven zijn er dus?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor je pensioen
C
Sparen voor rente
D
Sparen uit voorzorg
Slide 18 - Quiz
Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt haar moeder.