What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verkleinwoorden
Slide 1 - Slide
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Wat gaan doen vandaag?
10 minuten lezen
Lesdoel(en)
Uitleg verkleinwoorden
Aan de slag met het huiswerk
Slide 3 - Slide
Verkleinwoorden
Taalverzorging: spelling
verkleinwoorden
Lesdoel: Ik kan verkleinwoorden goed spellen.
Slide 4 - Slide
Een
verkleinwoord
is een zelfstandig naamwoord (mens, dier, plant of ding) dat verkleind wordt!
Slide 5 - Slide
Hoe schrijf je verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken door -je erachter te plakken. vb: huis -> huis
je
Soms moet je nog iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
bank - bank
je
film - film
pje
tafel - tafel
tje
slang - slang
etje
Slide 6 - Slide
Uitzondering 1: ng -> nkje
Bij woorden die eindigen op -ng, schrijf je het verkleinwoord met -nkje.
Voorbeelden:
poging - pogin
kje
woning - wonin
kje
ketting - kettin
kje
Slide 7 - Slide
Uitzondering 2: lange klinker
Bij verkleinwoorden die eindigen op een
lange klinker
(a, é, o, u), verdubbel je die klinker aan het eind van het woord.
Voorbeelden:
oma - om
aa
tje
café - caf
ee
tje
auto - aut
oo
tje
paraplu - parapl
uu
tje
Slide 8 - Slide
Uitzondering 3: i -> ietje
Bij verkleinwoorden die eindigen op een
i
, schrijf je -ietje.
Voorbeelden:
taxi - tax
ie
tje
ski - sk
ie
tje
tosti - tost
ie
tje
Slide 9 - Slide
Uitzondering 4: -y
Bij verkleinwoorden die eindigen op een -y, schrijf je een apostrof (een hoge komma).
Voorbeelden:
baby - baby
'tje
lolly - lolly
'tje
hobby - hobby
'tje
Slide 10 - Slide
Uitzondering 5: cijfer- en letterwoorden
Bij cijfer- en letterwoorden, schrijf je ook een apostrof (hoge komma).
Voorbeelden:
mp3 - mp3
'tje
s - s
'je
usb - usb
'tje
A4 - A4
'tje
Slide 11 - Slide
Wat is het verkleinwoord van oma?
A
oma'tje
B
omaatje
Slide 12 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van taxi?
A
taxi'tje
B
taxietje
C
taxitje
Slide 13 - Quiz
Aan de slag
Verkleinwoorden, blz. 236 - opdracht 1 t/m 6
Maak daarna af:
meervouden, blz. 234 - opdracht 1 t/m 4
Klaar? Opdrachten nakijken via Classroom.
Slide 14 - Slide
Wat is het verkleinwoord van sms?
A
smsje
B
sms-je
C
sms'je
Slide 15 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van paraplu?
Slide 16 - Open question
-tje
-etje
-je
-'tje
bikini
trolley
douche
hoed
pony
verhaal
behang
A4
Slide 17 - Drag question
More lessons like this
Verkleinwoorden
January 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
5. Verkleinwoorden
October 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
T2: taalverzorging H5
June 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verkleinwoorden
December 2021
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verkleinwoorden
March 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verkleinwoorden
March 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
verkleinwoorden (taalverzorging)
November 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Verkleinwoorden
June 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1