What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2024-01-12 3m
Voorzetsels + vierde naamval
en persoonlijk voornaamwoorden
1 / 31
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voorzetsels + vierde naamval
en persoonlijk voornaamwoorden
Slide 1 - Slide
Wat betekenen de voorzetels?
durch, für, ohne, um, gegen
Slide 2 - Open question
Peter kommt nicht ohne ..... (haar)
Slide 3 - Open question
hast du ein Geschenk für (mij)
Slide 4 - Open question
Hast du gegen ..... (ons) gespielt?
Slide 5 - Open question
Wir haben um ...... (jullie) gestritten.
Slide 6 - Open question
Lia hat ohne .... (u) gerechnet.
Slide 7 - Open question
Haben wir gegen ...... (hun) gespielt?
Slide 8 - Open question
Ich mache mich sorgen um ..... (jou)
Slide 9 - Open question
a/ä-wissel
Slide 10 - Slide
sterke werkwoorden met een a in de stam
1. Standaard: dezelfde uitgangen als het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd (esttenten)
2. Sterke werkwoorden met “a” in de stam, krijgen in de teg. tijd bij
du
en
er/sie/es
een umlaut op de a (puntjes).
Slide 11 - Slide
Sterke werkwoorden met “a” in de stam
Slide 12 - Slide
De werkwoorden die in het Nederlands sterk zijn, zijn in het Duits bijna ook allemaal sterk.
Slide 13 - Slide
Sterke werkwoorden met een a→ä wissel zijn bijvoorbeeld:
fahren (= rijden/varen)
fallen (=vallen)
gefallen (=bevallen)
halten (houden, stoppen)
laden (=laden)
laufen (=lopen)
Slide 14 - Slide
Sterke werkwoorden met een a→ä wissel zijn bijvoorbeeld:
lassen (=laten)
raten (=raden)
schlafen (=slapen)
schlagen (=slaan)
tragen (=dragen)
waschen (=wassen)
Slide 15 - Slide
Maar bij deze drie werkwoorden 'verdwijnt' de extra E die je zou verwachten.
ich halte lade rate
du hältst lädst rätst
er/sie/es hält lädt rät
wir halten laden raten
ihr haltet ladet ratet
sie/Sie halten laden raten
Slide 16 - Slide
Bij welke persoonlijke voornaamwoorden heb je een a→ä wissel ?
Slide 17 - Open question
fangen: Er ___ einen Fisch.
A
fanget
B
fangt
C
fangen
D
fängt
Slide 18 - Quiz
laufen: ____ du nach Hause?
A
läufst
B
laufe
C
lauft
D
laufet
Slide 19 - Quiz
schlagen: ____ ihr uns etwas anderes vor?
A
schlagt
B
schlagen
C
schlägst
D
schlägt
Slide 20 - Quiz
kaufen: Ich ____ ein Eis.
A
kaufe
B
käufe
C
kaufst
D
käufet
Slide 21 - Quiz
raten: Wir ____ es nicht.
A
räten
B
rätet
C
ratet
D
raten
Slide 22 - Quiz
schlafen: Herr Bauer, ____ Sie auf dem Sofa?
A
schlafen
B
schläft
C
schlaft
D
schläfst
Slide 23 - Quiz
lassen: ____ ihr uns in Ruhe?
A
lasst
B
lässet
C
lassen
D
lasse
Slide 24 - Quiz
raten: Petra, du ____ es nicht!
A
ratet
B
rätsst
C
rätst
D
rate
Slide 25 - Quiz
gefallen: ____ dir das Geschenk?
A
gefallen
B
gefällt
C
gefallt
D
gefalle
Slide 26 - Quiz
laden: Ich ____ euch ein.
A
läde
B
lädet
C
lädest
D
lade
Slide 27 - Quiz
lassen: Es ____ mir keine Ruhe.
A
lassen
B
lasset
C
lässt
D
lasst
Slide 28 - Quiz
halten: Jelle und Lara ____ mir die Tür auf.
A
haltet
B
hälten
C
halten
D
hälst
Slide 29 - Quiz
tragen: Frau Briem, ich ____ Ihnen das Paket nach oben.
A
trage
B
tragen
C
trägst
D
träge
Slide 30 - Quiz
Ende
Slide 31 - Slide
More lessons like this
T3 Sterke werkwoorden met “a” in de stam, krijgen in de o.t.t
April 2024
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
sterke werkwoorden met een a in de stam
March 2022
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Woche 49
23 days ago
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
MW V2 12.1.2021, sterke ww
January 2021
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
13.4. Toetsvorbereitung Atheneum
April 2021
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
H3 03.12.2021
December 2021
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Klas 2B gymn Montag, den 14. März 2022
March 2022
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 3 3havo
November 2021
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3