Signaalwoorden & verbanden Blok 3

Herhaling hoofd- en bijzaken
Signaalwoorden & verbanden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling hoofd- en bijzaken
Signaalwoorden & verbanden

Slide 1 - Slide

Hoofd- en bijzaken
✔️Hoofdzaak: Het belangrijkste van de tekst.
Vind je vooral in de kernzinnen.

✔️Bijzaak: Minder belangrijke dingen van de tekst.
Zoals; uitleg, voorbeelden of toelichting.

Slide 2 - Slide

Uitspraak-opsomming
Uitspraak tegenstelling
Uitspraak-voorbeeld
Ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen... maar ook, ten eerste ten tweede.
maar
daarentegen
echter
integendeel
enerzijds... anderzijds
daar staat tegenover
Bijvoorbeeld
Als voorbeeld
zoals, zo

Slide 3 - Drag question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
voorbeeld
echter
maar
ook
zoals
daarnaast
zo

Slide 4 - Drag question

De Grote 
Sinterklaas Quiz





Slide 5 - Slide

Hoe heet het hoofddeksel
van Sinterklaas?
A
tabberd
B
kroon
C
muts
D
mijter

Slide 6 - Quiz

Waar komt Sinterklaas
oorspronkelijk vandaan?
A
Turkije
B
Brazilië
C
België
D
Nederland

Slide 7 - Quiz

Hoe oud is Sinterklaas
geworden?
A
1851 jaar
B
110 jaar
C
1749 jaar
D
2035 jaar

Slide 8 - Quiz

Vanaf de 15e eeuw werd voor
het eerst de schoen gezet.
Dat was in de kerk ...
A
voor de kinderen
B
voor de armen
C
voor de rijken
D
voor volwassenen

Slide 9 - Quiz

Voor WOII was er maar 1 Zwarte Piet. Na WOII zijn er veel Zwarte Pieten. Waarom?
A
Na alle armoede van WOII waren er veel cadeaus en dus veel pieten nodig
B
De Canadezen, die ons bevrijdden, wilden allemaal Zwarte Piet spelen
C
Er kwamen steeds meer kinderen, het werd een beetje verdacht dat 1 iemand alle pakjes kon brengen

Slide 10 - Quiz

Sinterklaas wordt wel de
reïncarnatie genoemd van:

A
Wodan
B
Klaas Vaak
C
Zeus

Slide 11 - Quiz

De herkomst van
Zwarte Piet is...

A
een schoorsteenveger
B
bedacht door de tekenaar van een prentenboekje
C
een kindslaaf die door Sint vrijgekocht werd

Slide 12 - Quiz

Hoeveel letters heeft het
woord Sinterklaas?
A
10
B
11
C
12
D
9

Slide 13 - Quiz

Wat is zwaarder:
1000 gram pepernoten of
1 kg marsepein?
A
1000 gram pepernoten
B
1 kg marsepein
C
Ze zijn even zwaar
D
1 kg marsepein dat is toch logisch...

Slide 14 - Quiz

Vul de schoenen met het juiste cadeautje

Slide 15 - Drag question