Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse boek
een schrift
je leesboek
pen/markeerstift 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse boek
een schrift
je leesboek
pen/markeerstift 

Slide 1 - Slide

Programma vandaag
- Zelfstandig lezen in je leesboek 
- Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
- Korte pauze (drie minuten)
- Vlogs bekijken
- Quiz ontleden zinnen
- Evaluatie

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Programma vandaag
- Zelfstandig lezen in je leesboek 
- Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
- Korte pauze (drie minuten)
- Vlogs bekijken
- Quiz ontleden zinnen
- Evaluatie

Slide 3 - Slide

Zinsdelen
  • Persoonsvorm
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp


Slide 4 - Slide

Meewerkend voorwerp

Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp

Slide 5 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa 
geschreven. 

Slide 8 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.

Slide 9 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober 
heeft 
de jas
aan de klant 
gegeven. 

Slide 10 - Drag question

Bijwoordelijke bepaling
Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarmee? Met wie? Wanneer? Waarvandaan? Hoe?

Een zin kan geen, één of meerdere bijwoordelijke bepalingen hebben.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
In deze rustige week voor Pasen gaan we een paar dagen naar de Ardennen.
pv: gaan
wwg: gaan
ond: we
lv: een paar dagen naar de Ardennen.
mv: -
bwb: In deze rustige week voor Pasen.

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Waarom hebben jullie dat niet aan mij gegeven?
pv: hebben
wwg: hebben, gegeven
ond: jullie
lv: dat
mv: aan mij
bwb: waarom, niet

Slide 13 - Slide

Stappenplan zinsontleding
  1. Noteer de pv - vraagproef of tijdproef
  2. Zoek het ow - wie of wat + pv
  3. Zoek het gez. - noteer alle ww in de zin
  4. Zoek het lv - wat (soms wie) + gez. + ow?
  5. Zoek het mv - aan wie + gez. + ow + lv?
  6. Zoek de bwb - Waar? Waarheen? Waarom? Met wie? Hoe? Waarvandaan? Waardoor?

Slide 14 - Slide

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 15 - Quiz

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 16 - Quiz

Programma vandaag
- Zelfstandig lezen in je leesboek 
- Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
- Korte pauze (drie minuten)
- Vlogs bekijken
- Quiz ontleden zinnen
- Evaluatie

timer
3:00

Slide 17 - Slide

Programma vandaag
- Zelfstandig lezen in je leesboek 
- Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
- Korte pauze (drie minuten)
- Vlogs bekijken
- Quiz ontleden zinnen
- Evaluatie

Slide 18 - Slide

Ik kan de pv, het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Ik kan het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll