Oefentoets 'Leesvaardigheid'

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Leesvaardigheid 

Oefentoets

-zoals-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-ook-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-daarentegen-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-denk aan-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-aan de ene kant...aan de andere kant-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-maar-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-om te beginnen-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-zo-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-verder-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-hoewel-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

-toch-
is een signaalwoord voor het tekstverband

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Lees (en beluister) de tekst

Wat is het onderwerp van de tekst?

1. mbo-opleidingen in Nederland
2. onwenselijke situatie
3. stage mbo
4. stage voor illegale jongeren

Wat is volgens alinea 1 het tegenovergestelde van illegaal?

Hoeveel problemen noemt alinea 2?

Wat is het doel van de tekst?

1. instrueren
2. informeren
3. adviseren

Lees (en beluister) de tekst

Wat wordt opgesomd bij nummer 4?

Aan welke twee signaalwoorden herken je de opsomming bij nummer 4?

Hoe kun je bij nummer 5 zien dat er iets opgesomd wordt?

Welk signaalwoord voor tegenstelling staat bij nummer 6?

Uit hoeveel delen bestaat de opsomming bij nummer 7?

Waarvan worden voorbeelden gegeven bij nummer 8?

Voor welk publiek is de tekst geschreven?

1. voor bedrijven die stagiaires zoeken
2. voor jongeren van het vmbo
3. voor ouders van jongeren

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: hoewel en toch?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: zoals en zo?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Welk verband hoort bij de signaalwoorden: ook en verder?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Lees de tekst.

Wat is
het onderwerp
van de tekst?

Wat voor
soort tekst
is dit?

1. een handleiding
2. een reclametekst
3. een voorlichtingstekst

Noteer de opsomming
uit de tweede zin
van alinea 1.

In alinea 2 staat een tegenstelling.
Aan welk signaalwoord zie je dit?

Noteer twee redenen uit alinea 2 waarom je waarschijnlijk wel een stageplek vindt die bij je past.

Wat is het verschillen tussen een snuffelstage en een mbo-stage?

In alinea 3 staat een voorbeeld. Aan welk signaalwoord
kun je dit zien?

In alinea 4 staan twee opsommingen.
Waarvan zijn dit opsommingen?

Het woord 'daarnaast' in alinea 5 geeft een opsomming aan. Noteer wat er opgesomd wordt.

Einde oefentoets