This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Reflecteren
Slide 1 - Slide
Inhoud
Wat is reflecteren?
Verschillende reflectiemethoden: STARRT, Korthagen, ABCD en G-model
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Lesdoel
Na de les weet je wat reflecteren inhoudt en ken je verschillende reflectiemethoden.
Slide 4 - Slide
Wat is reflecteren volgens jou?
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Video
Reflectie
Op een methodische wijze terugblikken
Reflecteren is leren; leren is een bewustwordingsproces
Terugblikken op gebeurtenis van gisteren om daar morgen van te leren
Slide 7 - Slide
In alle rust jezelf bevragen
Onder de oppervlakte willen gaan.
Diepgang creëren
Slide 8 - Slide
Evalueren
* op gedragsniveau
* over een specifiek geval
* kijkend naar doelstellingen
* ga je na of je de beoogde doelstellingen hebt bereikt.
* is jouw gedrag goed of fout
Reflecteren
* opvattingen en aannames die onder dat gedrag liggen (niet goed of fout)
* breder trekken naar andere situaties (ruimte voor groei)
* het hoe en waarom van je gedrag
Slide 9 - Slide
Reflectiemethoden
STARRT-reflectie
Korthagen
ABDC-reflectie
reflecteren volgens het 5 G model
Slide 10 - Slide
Waar staan de letters STARR(T) voor?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Waar staat de laatste T voor van de STARRT-methode?
A
Taak
B
Tegen
C
Transformatie
D
Transfer
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Fase 1: handelen
Beschrijf de situatie waarop je de reflectie wilt toepassen. Dit kun je doen aan de hand van de STARR-methode: Situatie, Taak, Actie, Resultaat, Reflectie.
=> Wat wilde ik bereiken?
=> Waar wilde ik op letten?
=> Wat wilde ik uitproberen?
Slide 15 - Slide
Fase 2: Terugblikken op handelen
Je staat stil bij jouw ervaringen;
Wat gebeurde er concreet?
Wat wilde ik?
Wat deed ik?
Wat dacht ik?
Wat voelde ik?
Slide 16 - Slide
Fase 3: Bewustworden van essentiele aspecten
Probeer inzicht te krijgen in het ‘waarom’ van het handelen, denken en voelen. Centraal staat het signaleren van mogelijke patronen en de gevolgen daarvan. Je kunt jezelf bijvoorbeeld de vraag stellen: is dit de eerste en enige keer dat ik dat gedrag opmerk? Of gebeurt dat vaker? Als er patronen worden gesignaleerd.
Hoe hangen de antwoorden op de vorige vragen met elkaar samen?
Wat is daarbij de invloed van de context/de school als geheel?
Wat betekent dit nu voor mij?/Aan wie lag dat of was de interactie het probleem?
Wat is dus het probleem (of de positieve ontdekking)/Wat is de kern van het probleem?
Slide 17 - Slide
Fase 4: Formuleren van handelingsalternatieven
In deze stap bedenk je oplossingen voor de gevonden patronen/gedragingen. Zoek niet alleen naar één, maar naar meerdere oplossingen. Het kan namelijk zo zijn dat de eerste optie niet meteen de beste is.
Met meerdere alternatieven wordt duidelijk wat de beste oplossing is.
Welke alternatieven zie ik?
Welke voor- en nadelen hebben die?
Wat neem ik mij nu voor de volgende keer?
Slide 18 - Slide
Fase 5: Handelen en ervaring opdoen
In de laatste stap van de cyclus zet je jouw keuzes om in een concrete actie tijdens een volgende activiteit. Je onderbouwt de keuze voor zover mogelijk aan de hand van theorie die je hebt geraadpleegd. Na deze lesactiviteit start je het proces opnieuw.
Probeer jij je handelen uit;
Kijkt welke meerwaarde dit handelen heeft;
Eventueel opnieuw reflecteren op de situatie.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
ABCD-reflectie methode
Wat is er gebeurd? Aanleiding
Wat was daaraan Belangrijk voor mij?
Tot welk voornemen leidt dit? Conclusie?
Wat ga je met dit voornemen Doen?
Slide 21 - Slide
5G-model
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Andere methodes
Er zijn dus meer methodes om te reflecteren.
Belangrijk: laat zien wat je hebt gedaan, waarom je het hebt gedaan en wat je ervan geleerd hebt!
En inderdaad... van positieve, mooie dingen kun je
ook heel veel leren!
Slide 24 - Slide
We gaan oefenen
Maak zinnen volgens het format dat je ziet verschijnen en vul de zinnen aan.
Dit mag in LessonUp, maar het mag ook in een Word-bestand.
Het is een heel simpele vorm van verslag schrijven en het kan als basis dienen voor een echt verslag.
Denk niet te lang na, het is maar een oefening!
Slide 25 - Slide
Met deze vijf zinnen als basis kun je een verslag schrijven.
Voeg informatie toe
Niet teveel, niet te weinig
Lees je verslag goed door voor je het inlevert en lees het alsof je er zelf niet bij was.
Let bij het nalezen ook op spelling en zinsbouw :)
Slide 26 - Slide
Situatie: Ik was op [wanneer] samen met [wie] aan het [wat] op [waar]
Slide 27 - Open question
Taak Ik moest [wat] met als doel [wat]
Slide 28 - Open question
Actie Ik [vul in!] en [andere betrokkene] [vul in]
Slide 29 - Open question
Resultaat (kies een van de twee of gebruik ze allebei na elkaar) Ik heb hiermee bereikt dat [...] Gevolg was dat [...]
Slide 30 - Open question
Reflectie Kortom, ik heb mijn doel (niet) bereikt, dus [...]
Slide 31 - Open question
TIPS
Begin elke zin met 'ik'; een reflectieverslag is heel egocentrisch
Vervolgens een passend werkwoord:
Actief: ik waste, ik liep, ik zei, ik zat
Passief: ik keek, ik zag, ik observeerde, ik heb geleerd
Elke fase in het proces heeft zijn eigen werkwoorden, soms actief (taak, actie), soms passief.
Slide 32 - Slide
Samenvattend
Reflecteren is:
Terugkijken op je handelen
Leren van wat je goed deed en van wat beter kan
Professionele en persoonlijke ontwikkeling
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Lesdoel bereikt?
Je weet wat reflecteren inhoudt en je kent verschillende reflectiemethoden.