This lesson contains 25 slides, with text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Programma
start nieuw hoofdstuk
hoofdstuk 5 De kosten van een winkel
Slide 1 - Slide
Paragraaf 1 Omzet, kosten en winst
Leerdoelen
Je kunt de nettowinst berekenen met behulp van de omzet en verschillende soorten kosten.
Je kunt de break-evenafzet en de break-evenomzet berekenen.
Slide 2 - Slide
Een positief bedrijfsresultaat
Slide 3 - Slide
Een negatief bedrijfsresultaat
Slide 4 - Slide
los de volgende opgave op
Een bakker verkoopt per dag 200 broden van € 2,50. De inkoop van meel etc. is € 0,50 per brood. De bedrijfskosten zijn € 150,- per dag. Hoeveel bedraagt de brutowinst en de nettowinst?
Wil van iedereen een oplossing op papier zien!
Slide 5 - Slide
oplossing
Omzet = 200 broden x € 2,50 per brood = € 500,
inkoopwaarde = 200 broden x € 0,50 per brood = € 100,-
brutowinst = € 400,-
bedrijfskosten zijn =. € 150,-
nettowinst = € 250,-
Slide 6 - Slide
Huiswerk
paragraaf 5.1 vraag 1 t/m 7
Slide 7 - Slide
Een fietsenmaker verkoopt 20 elektrische fietsen van € 1200,- per stuk. De inkoop is € 850,- per fiets. De bedrijfskosten zijn € 2000,- .