klas 4 hoofdstuk 4 herhaling 4.1 en 4.2

Herhaling hoofdstuk 4 par 1 en 2
Vandaag gaan we testen of jullie het weten.
Volgende week woensdag is de toets hoofdstuk 4 


1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 4 par 1 en 2
Vandaag gaan we testen of jullie het weten.
Volgende week woensdag is de toets hoofdstuk 4 


Slide 1 - Slide

Hoe heet het register waar je de eenmanszaak moet inschrijven?
A
Verkoopregister
B
Kamer van Koophandel register
C
handelsregister
D
Belastingregister

Slide 2 - Quiz

Het voortbestaan van een eenmanszaak is afhankelijk van de eigenaar
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Eenmanszaken zijn altijd kleine ondernemingen
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Als een eenmanszaak failliet gaat is de eigenaar van de onderneming
A
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt
B
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt. Ook wordt hij op zijn privé-vermogen aangesproken

Slide 5 - Quiz

Als een BV of NV failliet gaat is de eigenaar van de onderneming
A
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt
B
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt. Ook wordt hij op zijn privé-vermogen aangesproken

Slide 6 - Quiz

Wanneer je een bedrijf begint met een partner en beide partners hebben evenveel rechten en plichten. Welke rechtsvorm begin je dan?
A
VOF
B
BV
C
NV
D
Eenmanszaak

Slide 7 - Quiz

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 8 - Quiz

Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden

Slide 9 - Quiz

Wat is het grootste verschil tussen de bv/nv en de stichting/vereniging?
A
De nv/bv zijn rechtspersonen
B
De bv/nv heeft bestuurders
C
De bv/nv zijn op winst gericht
D
De bv/nv moet per notariele akte worden opgericht

Slide 10 - Quiz

Welk rechtspersoon hoeft zich niet in te schrijven in het handelsregister?
A
De stichting
B
De vereniging
C
De onderlinge waarborgmaatschappij
D
Geen enkel antwoord is juist

Slide 11 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
Stichting
D
BV

Slide 12 - Quiz

Welke doelstelling zou stichting KWF kunnen hebben?

Slide 13 - Open question

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
Stichting
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 14 - Quiz

Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer voor kooplieden
B
Kamer van Handel
C
Koopwaar en Koophandel
D
Kamer van Koophandel

Slide 15 - Quiz

Welke sociale zekerheid ontvang je als je werkloos bent geworden?
A
AOW
B
WW
C
WIA
D
ZW

Slide 16 - Quiz

Wat is geen werknemersverzekering?
A
WW
B
ZW
C
WIA
D
AOW

Slide 17 - Quiz

De WW is een werknemersverzekering.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Wat staat er NIET in een arbeidsovereenkomst?
A
werktijden
B
loon
C
pensioen-afspraken
D
vakantiedagen

Slide 19 - Quiz

In welke wet staan regels over werktijden?
A
Algemene Ouderdomswet
B
Arbeidstijdenwet
C
Arbeidsomstandighedenwet
D
Wet Minimumjeugdloon

Slide 20 - Quiz

Wat is de afkorting van de Arbeidsomstandighedenwet?
A
AOW
B
ABW
C
Arbowet
D
AWBZ

Slide 21 - Quiz

Wie is er verantwoordelijk voor dat de veiligheid van werknemers niet in gevaar komt
A
Overheid
B
Werknemers
C
Werkgevers
D
Werknemers en werkgevers

Slide 22 - Quiz

Wie moet de spullen aanschaffen zodat de werknemer veilig kan werken
A
Overheid
B
Werknemer
C
Werkgevers
D
Werknemers en werkgevers

Slide 23 - Quiz

Wat is en volksverzekering?
A
Verzekering voor iedereen die werkt
B
Verzekering voor iedereen die gewerkt heeft
C
Verzekering voor iedere Nederlander
D
Verzekering voor iedereen die werkt of gewerkt heeft

Slide 24 - Quiz

Wat is en werknemersverzekering?
A
Verzekering voor iedereen die werkt
B
Verzekering voor iedereen die gewerkt heeft
C
Verzekering voor iedere Nederlander
D
Verzekering voor iedereen die werkt of gewerkt heeft

Slide 25 - Quiz

De Arbowet en de arbeidstijden wet worden gecontroleerd door?

A
De arbeidsinspectie
B
De keuringsdienst van waarde
C
De werkgever en de werknemer
D
De politie

Slide 26 - Quiz

Werken de online lessen of heb je liever les in het lokaal?
Keuze online of lokaal.
Denk aan het feit dat je dit jaar examen moet doen.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide