Trillingen en Golven - Resonantie & Harmonische trilling
Trillingen en Golven - Staande golven
Trillingen en Golven - Faseverschil (VWO)
Trillingen en Golven - Interferentie (VWO)
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je...
... een trilling omschrijven met de begrippen tijd, uitwijking, amplitude, evenwichtstand, trillingstijd, periode en frequentie.
... belangrijke gegevens van een trilling nauwkeurig uit een (u,t)-diagram halen.
... werken met de formules voor trillingstijd (T ) en frequentie (f ).
... aan een trilling zien of het een harde/zachte en/of hoge/lage toon betreft.
Slide 3 - Slide
Trillingen
Een trilling is een periodieke beweging om een evenwichtsstand. Een voorbeeld hiervan is het zogenaamde massa-veersysteem. Dit systeem bestaat uit een blokje aan een veer die heen en weer beweegt over een wrijvingsloos horizontaal oppervlak (zie de onderstaande afbeelding).
Zoals je kan zien heeft het blokje een uitwijking tussen 'u = 0 m' en 'u = A'. We noemen de positie 'u = 0 m' de evenwichtsstand. Als het blokje zich hier bevindt, dan bevindt de veer zich in zijn neutrale positie.
Rechts van dit punt is de veer uitgerekt. Links van dit punt is de veer ingedrukt. De afstand van het midden van het blokje tot deze evenwichtstand noemen we de uitwijkingu. De maximale uitwijking die het blokje tijdens de beweging behaalt, noemen we de amplitudeA.
Trillend massa-veersysteem
Slide 4 - Slide
Oscilloscoop
Ook geluid wordt veroorzaakt door trillingen. In dit geval gaat het om het trillen van luchtdeeltjes. We kunnen deze trillingen zichtbaar maken met een oscilloscoop (zie de onderstaande afbeelding). De lijn in het oscilloscoopbeeld kan worden opgevat als een grafiek. Op de horizontale as staat de tijdt en op de verticale as de uitwijkingu. We spreken hier daarom ook wel van een (u,t )-diagram.
De trilling herhaalt zich in de tijd. We noemen een dergelijke beweging een periodieke beweging. De trillingstijdT geeft aan hoe lang het duurt voordat de beweging zich herhaalt. We noemen de trillingstijd ook wel de periode. In de afbeelding hiernaast zien we twee manieren om de trillingstijd te meten.
Met de trillingstijd kunnen we ook de frequentie f bepalen. We meten de frequentie in hertz (Hz) en dit komt overeen met het aantal trillingen per seconde. Hiervoor geldt:
waarin:
f = frequentie (Hz)
T = trillingstijd (s)
Oscilloscoopbeeld
f=T1
Slide 5 - Slide
Tonen
Laten we eens het oscilloscoopbeeld van een aantal tonen vergelijken. Hieronder zien we een oscilloscoopbeeld van een zachte en een harde toon. Zoals je kunt zien heeft een zachte toon een kleine amplitude en heeft de harde toon een grote amplitude. De 'hardheid' van het geluid noemen we in de natuurkunde de geluidsterkte. We meten de geluidsterkte in decibel (dB).
Hieronder zien we een oscilloscoopbeeld van een lage en een hoge toon. Zoals je kunt zien heeft een lage toon grote trillingstijd (en een kleine frequentie) en heeft een hoge toon een kleiner trillingstijd (en een grote frequentie). De frequentie van een toon bepaald dus de toonhoogte van het geluid.
Zachte en harde tonen
Slide 6 - Slide
Noten
Bij muziekinstrumenten wordt de toonhoogte meestal niet met behulp van de frequentie weergegeven, maar met noten.
De noot 'a' heeft bijvoorbeeld een frequentie van 440 Hz. In BINAS T15C is te vinden welke frequenties horen bij welke noten.
Muziekinstrumenten
Slide 7 - Slide
Opgaven
Opgave 1 Een luidspreker produceert een toon van 2035 Hz. Bereken de trillingstijd van deze toon in milliseconden.
Opgave 2
Een kolibrie beweegt tijdens het vliegen zijn vleugels erg snel op en neer. Hierdoor is een zoemend geluid te horen met een frequentie van 55 Hz.
a. Hoelang duurt één trilling met zijn vleugels?
b. De beweging wordt vastgelegd met een camera die 1100 beelden per seconde kan maken. In hoeveel frames wordt één trilling van de vleugel van de kolibrie vastgelegd?
Opgave 3 Bij het aflezen van een oscilloscoopbeeld is het gebruikelijk om de tijdsduur van meerdere trillingen tegelijk op te meten. Vertel waarom dit zo is.
Opgave 4
Teken het (u,t)-diagram van een trillend voorwerp met een frequentie van 3,5 Hz en een amplitude van 2,5 cm.
Opgave 5
Wat is de relatie tussen de toonhoogte en de frequentie?
Opgave 6
Gezoem van een mug heeft een hogere toonhoogte dan het gezoem van bijvoorbeeld een hommel. Welk insect beweegt zijn vleugels vaker op en neer in een bepaalde tijd?
Slide 8 - Slide
Opgaven
Opgave 7
Een saxofonist speelt twee tonen. De tweede toon heeft een grotere frequentie. Leg uit of de trillingstijd groter of kleiner is geworden?
Opgave 8
Een saxofonist speelt twee tonen. De eerste toon is laag en heel hard. De tweede toon is juist hoog en zacht. Teken hoe de twee tonen eruit zien op de oscilloscoop.
Opgave 9
Hieronder zien we het oscilloscoopbeeld van een zuivere toon. De tijdsbasis is 5 ms/hokje.
a. Bereken de frequentie van deze toon.
b. Dezelfde toon een octaaf lager heeft een twee keer zo kleine frequentie. Teken het oscilloscoopbeeld van deze toon met dezelfde tijdsbasis.
Slide 9 - Slide
Opgaven
Opgave 10
Hieronder zien we het oscilloscoopbeeld van een zuivere toon. De tijdsbasis is 0,2 ms/hokje.
a. Bereken de frequentie van deze toon.
b. Teken dezelfde toon als we de tijdsbasis op 0,4 ms/div zouden zetten.
Opgave 11
Bepaal met behulp van BINAS de toon die hieronder is weergegeven: