Ga naar de website Lessonup.app en voeg de code linksonder in!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Goedemiddag
Ga naar de website Lessonup.app en voeg de code linksonder in!
Slide 1 - Slide
Wat moet je kennen en kunnen par 3.1?
Wat zijn de productiefactoren en voorbeelden kunnen noemen.
Wat is een bedrijfskolom?
Wat is toegevoegde waarde?
Wat is een kostprijs/ verkoopprijs/ consumentenprijs?
Hoe bereken ik een kostprijs/ verkoopprijs/ consumentenprijs?
Wat is afschrijving?
Hoe bereken ik afschrijving?
Slide 2 - Slide
De prijs is 60 euro exclusief 6% btw. Bereken de prijs inclusief btw.
Slide 3 - Open question
Een elektronicazaak koopt tablets in voor € 218 per stuk. De winkel rekent een brutowinstmarge van 43% van de inkoopprijs. De btw voor elektronica is 21%.
Bereken de consumentenprijs van een tablet.
Slide 4 - Open question
Variabele kosten zijn:
A
kosten die niet veranderen bij een verandering van de productie
B
kosten die wel veranderen bij een verandering van de productie
Slide 5 - Quiz
De bakker heeft een nieuwe oven gekocht voor €2500. Hij verwacht na 5 jaar de oude in te kunnen ruilen en er €750 voor terug te krijgen. Bereken de afschrijving per jaar.
A
€600
B
€1250
C
€450
D
€350
Slide 6 - Quiz
De prijs is 83,49 euro inclusief 21% btw. Bereken de prijs in euro's exclusief btw.
Slide 7 - Open question
Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
productiecapaciteit
Slide 8 - Quiz
Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten .....
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.
Slide 9 - Quiz
I Bij een monopolie zijn er veel aanbieders
II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.
Slide 10 - Quiz
I. Bij monopolistische concurrentie is er altijd sprake van homogene producten. II. De kans op een kartel is bij een oligopolie veel groter dan bij volkomen concurrentie.