hoofdstuk 9 par. 1

9.1 afzet, prijs en omzet
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

9.1 afzet, prijs en omzet

Slide 1 - Slide

  • Afzet = ....
  • Omzet = ....

Slide 2 - Slide

Afzet en Omzet 
Afzet: aantal producten dat je verkoopt. In de economie geven dit aan met een q (=Quantity)

Omzet= afzet x verkoopprijs
afzet=q
verkoopprijs = p

Slide 3 - Slide

Omzet
Omzet = Afzet (aantal stuks) x verkoopprijs)

Slide 4 - Slide

Belasting Toegevoegde Waarde

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Waarom betalen we btw?
  • Inkomsten voor de overheid, om te kunnen investeren.

Slide 8 - Slide

Hoe wordt btw betaald?
  • Jij als consument koopt een product inclusief btw.
  • De bedrijven storten deze btw bedragen per kwartaal of jaar op de rekening van de Belastingdienst.

Slide 9 - Slide

BTW berekenen
De btw wordt berekend over de verkoopprijs van de producent. De verkoopprijs is dus 100%.
Uitgaande van het standaardtarief is de winkelprijs, of consumentenprijs, inclusief btw daarom 121%.
verkoopprijs × 1,21 = consumentenprijs

Wanneer de consumentenprijs gegeven is en we willen de opbrengst voor de producent berekenen, dan moeten we deze berekening omdraaien:
verkoopprijs = consumentenprijs / 1,21



Slide 10 - Slide

Brood valt onder het volgende BTW-tarief:
A
0% BTW
B
9% BTW
C
21% BTW
D
BTW vrij

Slide 11 - Quiz

De verkoopprijs van een brood is € 1,80. Het btw-tarief is 9%. Wat is de consumentenprijs?
A
De consumentenprijs is € 1,65
B
De consumentenprijs is € 1,96
C
De consumentenprijs is € 1,99
D
De consumentenprijs is € 2,10

Slide 12 - Quiz

Omzet =
A
afzet x consumentenprijs
B
afzet x inkoopprijs
C
afzet x verkoopprijs
D
afzet x btw

Slide 13 - Quiz

De opbrengsten
Totale opbrengst of omzet = TO
TO = prijs x afzet
TO = p x q
Bijvoorbeeld
TO = 5q
Gemiddelde opbrengst=GO
De gemiddelde opbrengst per verkocht product
TO/q=GO
bijvoorbeeld ik verkoop 10 producten
5q/q=GO
dus
GO                5x10/10=

(O ja, dat is natuurlijk de prijs)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

ga aan de slag met de volgende vragen:
Ik kijk naar jullie uitkomsten!
Morgen gaan we verder met paragraaf 9.1
Lees de paragraaf door.

Slide 16 - Slide

Van een bedrijf is het volgende gegeven:
Het bedrijf verkoopt haar product voor een prijs van € 75.
Het bedrijf kan maximaal 1.000 producten produceren per maand.
Bereken de omzet bij een afzet van 0, 100, 500 en 1000

Slide 17 - Open question

Stel een formule op om de totale opbrengst uit te rekenen bij elke mogelijke afzet.

Slide 18 - Open question

Teken de TO-lijn in een grafiek. Maak een foto van de grafiek.

Slide 19 - Open question

Bekijk de afbeelding ( je kan er op drukken om het groter te maken)
a. Welke prijs vraagt het bedrijf voor haar product?
b Stel een formule op om de totale opbrengst uit te rekenen bij elke mogelijke afzet.
c Bereken de omzet bij een afzet van:
250 producten
800 producten

Slide 20 - Open question

week 5 les 2
Vorige les hebben we gekeken naar 
  • TO
  • GO

Slide 21 - Slide

marginale opbrengst =MO
De marginale opbrengst is het bedrag waarmee de totale opbrengst van het bedrijf verandert als het bedrijf één extra product produceert. 

∆ TO      = MO
∆q


Slide 22 - Slide

voorbeeld TO=5q
TO = p x q
MO=∆TO/∆q
GO= TO/q
vul de tabel verder in. 

Slide 23 - Slide

vul de tabel in en maak een foto van de tabel.

Slide 24 - Open question

antwoord

Slide 25 - Slide

marginale opbrengst =MO
De marginale opbrengst is het bedrag waarmee de totale opbrengst van het bedrijf verandert als het bedrijf één extra product produceert. 


Slide 26 - Slide

(Je hebt één bakkersoven!)
Marginale
opbrengst
     (MO)

Slide 27 - Slide

(Je hebt één bakkersoven!)
Marginale
opbrengst
     (MO)
Vraag: Met hoeveel bakkers zou je aan het werk gaan?

Slide 28 - Slide

(Je hebt één bakkersoven!)
Marginale
opbrengst
     (MO)
Als je alleen naar de MO kijkt, blijf je produceren zolang er extra productie is door één extra bakker toe te voegen. Daarmee maak je je productie (en dus afzet) zo groot mogelijk, én je marktaandeel.
Vraag: Met hoeveel bakkers zou je aan het werk gaan?

Met 5 bakkers!

Slide 29 - Slide

aan de slag.
Taak week 6 opgaven 9.6, 9.9, 9.10, 9.11
checklist 9.1 en 9.2 maken als huiswerk
checklist h. 7,8 en 9 staat op magister

Slide 30 - Slide