Een argument dat laat zien dat een argument zwak en/of onwaar is noemen we een weerlegging.
Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan door signaalwoorden die een tegenstellend verband aangeven:
tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant …) aan de andere kant.