Dubbele punt of puntkomma?
Dubbele punt: "Lisa gaat vroeg naar bed: ze moet morgen om zes uur op."
Puntkomma: "Lisa gaat vroeg naar bed; ze wil goed uitgerust zijn."
Dubbele punt: "Tom wil niet mee naar het feest: hij voelt zich niet lekker."
Puntkomma: "Tom wil niet mee naar het feest; hij heeft veel te doen voor school."
Dubbele punt: "Hij besloot een nieuwe hobby te kiezen: gitaarspelen."
Puntkomma: "Hij besloot een nieuwe hobby te kiezen; hij was klaar met voetbal."