3.5 Verhoudingen, breuken en percentages

Welkom!

1 / 25
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1,4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
 
Nieuwe theorie 
Oefenopgave 
Zelfstandig werken aan opdrachten. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de leerdoelen?
 Je leert het verband tussen verhoudingen, breuken en percentages.


Tip! Vind je dit lastig of wil je meer oefenen:
kijk dan naar basisvaardigheden 16 tot en met 20

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leer je rekenkaart te gebruiken
... van de ...
... van de 100

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Van verhouding naar breuk / procent 
51
In paragraaf 3.1 heb je geleerd om verhoudingen zo klein mogelijk te maken.
 
Zo werd 2 van de 10 geschreven als 1 van de 5. 
Op de rekenkaart is dit terug te vinden als 1:5 en de breuk 

Om de overgang naar procent te maken moet de verhouding groter gemaakt worden! 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Van verhouding naar breuk / procent 

Op de rekenkaart staat de volgende regel:



Maar waarom gaan we naar een verhouding/breuk op 100?
51=10020
(2 van de 10 )                         1 van de 5. 


                     1:5            2:10            20:100       20%             

x 2
x 10
x20

Slide 6 - Slide

Oranje verhouding is een tussenstap

Na de laatste regel het begrip procent uitleggen Pro Centum = per 100 
% omschrijven als een 100
Wat kan je hier nog meer mee?
Stel je krijgt de verhouding 3 van de 5 
Dan betekend dat dat je de hele regel 3 keer hebt 

351=53
x
3x 20% = 60%   en   3x0,2 = 0,6
% uitrekenen kan ook met een rekenmachine:
Typ in:   3 : 5 x 100% = 60%
-> voor decimaal getal: x100% weglaten

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Opgave 5a
Carola koopt kleding voor : €85,- €55,- en €49,95
Het goedkoopste kledingstuk is gratis. 
Hoeveel betaald ze? 
85 + 55 = €140,-

Ze had eigenlijk €49,95 meer moeten betalen dus 
140 + 49,95 = €189,95

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Opgave 5b
Hoeveel procent korting krijgt ze op haar totale aankoop?
Betaald: €140,-      Korting: €49,95      Eigenlijke totaal: €189,95



49,95
140
189,95

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Opgave 5b
Hoeveel procent korting krijgt ze op haar totale aankoop?
Betaald: €140,-      Korting: €49,95    Eigenlijke totaal: €189,95




de korting is 49,95 van de 189,95 daarom komt de 100% hier 
49,99
140
189,95
100%

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opgave 5b
Hoeveel procent korting krijgt ze op haar totale aankoop?
Betaald: €140,-      Korting: €49,95     Eigenlijke totaal: €189,95




Je wil weten hoeveel procent korting er is, dus komt het ? hier
49,95
?
140
189,95
100%

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Opgave 5b
Hoeveel procent korting krijgt ze op haar totale aankoop?
Betaald: €140,-      Korting: €49,95      Eigenlijke totaal: €189,95




? = 49,95 x 100 : 189,95 = 26 %
49,95
?
140
189,95
100%

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Opgave 5b
Hoeveel procent korting krijgt ze op haar totale aankoop?
Betaald: €140,-      Korting: €49,95      Eigenlijke totaal: €189,95





Mocht er gevraagd worden naar welk % je betaald hebt, wat dan?
49,95
26,3%
140
189,95
100%

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Voor het einde van de les
Maak opdracht 9

Slide 14 - Slide

This item has no instructions


Thuis
Kamers

Slide 15 - Poll

This item has no instructions

Opgave 9: theorie
Let op! Bij deze vraag wordt er gebruik gemaakt van een meervoudige percentageberekening!

In dit geval mag je percentages NIET zomaar bij elkaar optellen of van elkaar afhalen.

Vb. 5% rente op spaarrekening is na 10 jaar niet ineens +50%

Slide 16 - Slide

In domein 4 gaan we verder met procenten
Opgave 9
Groep van in totaal 500 mensen. 
Bereken 32% hiervan. 
Bereken DAARNA 3:20 deel hiervan. 
Bereken DAARNA 20% hiervan. 
%
100%
32%
Mensen
500
?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is jouw antwoord op opgave 9?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Opgave 9
Groep van in totaal 500 mensen. 
Bereken 32% hiervan. 
Bereken DAARNA 3:20 deel hiervan. 
Bereken DAARNA 20% hiervan. 
%
100%
32%
1%
Mensen
500
?
5

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opgave 9
Groep van in totaal 500 mensen. 
Bereken 32% hiervan. 
Bereken DAARNA 3:20 deel hiervan. 
Bereken DAARNA 20% hiervan. 
%
100%
32%
1%
Mensen
500
5 x 32 = 160
5

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Opgave 9
Groep van 160 mensen
Bereken 3:20 deel hiervan. 
Bereken DAARNA 20% hiervan. 
%
100%
15%
Mensen
160
?
3:20 = 15:100 = 15%

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Opgave 9
Groep van  160 mensen
Bereken 3:20 deel hiervan. 
Bereken DAARNA 20% hiervan. 
%
100%
15%
Mensen
160
15x160:100 = 24

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Opgave 9
Groep van  24 mensen. 
Bereken DAARNA 20% hiervan. 
%
100%
20%
Mensen
24
?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Opgave 9
Groep van  24 mensen. 
Bereken DAARNA 20% hiervan. 





%
100%
20%
Mensen
24
? = 24 x 20 :100 = 4,8
Dus 5 mensen die 7-8h en slecht slapen, gebruiken een slaapmiddel.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Voor volgende les
Maken:  
Alle opdrachten 3.5 verhoudingen, breuken en percentages 

Volgende les: 
3.6 gemengde opdrachten maken en vragen voor de toets 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions