W3_L2_P3_Spelling 1KA

W3_L1_P3_Spelling 1GT
timer
15:00
Welkom 1KA
Ga zitten lezen in stilte :)
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

W3_L1_P3_Spelling 1GT
timer
15:00
Welkom 1KA
Ga zitten lezen in stilte :)

Slide 1 - Slide

Planning
  • Reminder spreekbeurt onderwerp
  • Herhaling lesstof: aantekeningenschrift.
  • Bouw samen een zin.
  • Werkblad maken.

Slide 2 - Slide

                     Spelling
Herhalen spellingsregels:
  • Hoofdletters
  • Punten 
  • Laatste letter -d of -t
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Meervoud
  • Verkleinwoorden
Lesdoel

Slide 3 - Slide


De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met -e):
– lekker: een lekker dessert; het lekkere dessert.
– lang: een lang verhaal; het lange verhaal.

Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord
Zet een -e achter het woord: klein → kleine; sterk → sterke; nieuw → nieuwe.

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op -en: houten, papieren, wollen, maar niet altijd (een nylon tas).

Slide 4 - Slide

Let op: soms moet je daarnaast

  • een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): lief → lieve; naïef → naïeve.
  • een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): grijs → grijze; serieus → serieuze.
  • de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: fris → frisse; glad → gladde.
  • een a, e, o of u (klinker) weghalen: traag → trage; zuur → zure.



Slide 5 - Slide

Bij welk bijvoeglijk naamwoorden moet je de laatste letter (medeklinker) verdubbelen?
A
rood, wijs
B
laf, lief
C
pijnlijk, lekker
D
Maf, wit

Slide 6 - Quiz

Welke zin is correct gespeld?
1. De kleine, lieve man is gek op zijn gekke, zachten hondje.
2. Heb jij dat witte, katoenen shirt in die kleine, handigdoos gedaan?


A
1 is correct, 2 niet
B
2 is correct, 1 niet
C
1 en 2 zijn correct
D
1 en 2 zijn niet correct

Slide 7 - Quiz

Welk woord is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
hout
B
rood
C
ijzeren
D
ruw

Slide 8 - Quiz

Zo maak je een meervoud

Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door -en of -s achter het woord te zetten: vriend → vrienden; wielrenner → wielrenners.

Let op: soms moet je daarnaast...

  • een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): brief → brieven
  • een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): gans → ganzen
  • de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: jas → jassen
  • een a, e, o of u (klinker) weghalen: muur → muren





Slide 9 - Slide

Een verkleinwoord maak je meestal door -je achter het woord te zetten: haak → haakje; rups → rupsje.

Soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken, zoals -pje; -tje; of -etje:
- bloem → bloempje; schuim → schuimpje
- tuin → tuintje; grasmaaier → grasmaaiertje
- wandeling → wandelingetje; bel → belletje

Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door een -k: koning → koninkje; vergoeding → vergoedinkje.

Slide 10 - Slide

Bij welke zelfstandige naamwoorden verandert de -s in een -z als je er meervoud van maakt?

1. gans - 2. kers - 3. bos - 4. wens - 5. laars - 6. vaas - 7. das
A
1, 2 en 6
B
1 en 5
C
1, 4, 5 en 6
D
1, 5 en 6

Slide 11 - Quiz

Welke zelfstandig naamwoord is niet correct gespeld?

A
tekenaren
B
dekbedden
C
klokken
D
duiven

Slide 12 - Quiz

Welke zin is correct gespeld?
1. Het heerlijke schuimpje is lekkerder dan de bruinen broden.
2. De raven en het gekleurde koolmeesje zijn gemaakt van papiere vellen en veertjes.
3. De waterige soep is later gemaakt dan de klefe taartjes.
A
1
B
2
C
3
D
Geen van de drie

Slide 13 - Quiz

Zelfstandig oefenen spelling

Maak online de mixopdrachten van cursus 7 (P7)
Klaar?
Maak oefentoetsen of oefen op Cambiumned.nl

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide