4.1 - Voortstuwen en tegenwerken

Dag allemaal! Ga op de juiste plek zitten en log in op de lessonup!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dag allemaal! Ga op de juiste plek zitten en log in op de lessonup!

Slide 1 - Slide

Dag allemaal! Ga op de juiste plek zitten en log in op de lessonup.

Slide 2 - Slide

Dag allemaal! Ga op de juiste plek zitten en log in op de lessonup!

Slide 3 - Slide

H4.1 Voorstuwen en tegenwerken

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven waarvan de luchtweerstand en de rolweerstand afhankelijk zijn.
  • Je kunt de resultante op een voorwerp afleiden.
  • Je kunt de twee gevolgen van een resultante op een voorwerp benoemen.
  • Je kunt verklaren welke beweging een voorwerp zal maken als je de resultante kent (eerste wet van Newton)

Slide 5 - Slide

Soorten krachten
Zwaartekracht
Normaalkracht
Wrijvingskracht
Magnetische kracht
Spierkracht
etc.

Slide 6 - Slide

Zwaartekracht

Fz = m x g

Waarbij:

Fz = zwaartekracht in Newton (N)

m = massa in kilogrammen (kg)

g =  zwaartekracht constante 9,8 N/kg

Slide 7 - Slide

Herkennen van een kracht

Waar kan je aan herkennen dat er een kracht werkt?

  • verandering van vorm (elastisch en plastisch)
  • verandering van beweging (langzamer of sneller)
  • verandering van richting

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

Voortstuwen en tegenwerken
Zoals je in het filmpje zag ging de auto "vanzelf" steeds harder. Door de zwaartekracht werd de auto steeds meer voortgestuwd. 

Dit zie je andersom ook. Als je een heuvel op probeert te fietsen, maar je stopt met trappen, zal je afremmen en uiteindelijk zelfs achteruit rollen.   

Slide 10 - Slide

Krachten bij een beweging

Voortstuwende krachten helpen de beweging

Tegenwerkende krachten werken de beweging tegen
de twee belangrijkste tegenwerkende krachten zijn luchtweerstandskracht en rolweerstandskracht.

Slide 11 - Slide

Tegenwerkende krachten
Luchtweerstandskracht
Je moet de lucht voor je steeds opzij duwen, sneller bewegen is meer weerstand, je kunt je stroomlijn verbeteren = je frontaal oppervlak wordt kleiner.
Rolweerstandskracht:  je banden en de ondergrond vervormen tijdens het fietsen.
Glad oppervlak (geen zand) en harde banden.

Slide 12 - Slide

Voortstuwen en tegenwerken
De voorstuwende krachten zijn krachten die maken dat je vooruit komt. (spierkracht, motorkracht, zwaartekracht) 

Tegenwerkende krachten zorgen ervoor dat de beweging juist moeilijker gaat, of dat je afremt. Denk daarbij aan luchtwrijving, rolwrijving, zwaartekracht, andere wrijvingskrachten (onderdelen die langs elkaar bewegen)

Slide 13 - Slide

Voortstuwen en tegenwerken

Wat zijn hier de voortstuwende krachten?

Wat zijn hier de tegenwerkende krachten?

Slide 14 - Slide

Voortstuwen en tegenwerken

Wat zijn hier de voortstuwende krachten?

Wat zijn hier de tegenwerkende krachten?

Slide 15 - Slide

Resultante/nettokracht
De nettokracht is het resultaat van alle krachten tesamen. Die krachten kunnen onder een hoek staan of in dezelfde richting.

Slide 16 - Slide

Resultante/nettokracht
=> Nettokracht werkt in de bewegingsrichting


=> Nettokracht is 0 N


=> Nettokracht werkt tegen de bewegingsrichting in
filmpje van Meneer Wietsma, hij praat wel snel maar je kan dit filmpje wel pauzeren

Slide 17 - Slide

Versnelde beweging
Als de voortstuwende kracht groter is dan alle tegenwerkende krachten samen, beweegt het voorwerp versneld.

De nettokracht werkt dan in de bewegingsrichting.

Slide 18 - Slide

Eenparige beweging
Als de voortstuwende kracht even groot is als alle tegenwerkende krachten samen, verandert de snelheid niet.

De nettokracht is dan 0 N.

Beweegt het voorwerp al  dan beweegt het met dezelfde snelheid verder, staat het voorwerp stil dan blijft het stil staan.

Slide 19 - Slide

Vertraagde beweging
Als de voortstuwende kracht kleiner is dan alle tegenwerkende krachten, beweegt het voorwerp vertraagd.

De nettokracht werkt tegen de bewegingsrichting in.

Slide 20 - Slide

Maak de zin af: Hoe minder wrijving...
A
Hoe meer verzet.
B
Hoe meer kracht er nodig is om de trein achteruit te laten gaan.
C
Hoe minder kracht er nodig is om te stoppen.
D
Hoe minder kracht er nodig is om de trein vooruit te krijgen.

Slide 21 - Quiz

Een fietser rijdt de berg op. Welke krachten werken hem tegen?
A
Zwaartekracht
B
Wrijvingskracht
C
Luchtweerstand
D
Alle 3 genoemde krachten

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurt er met de luchtweerstand als je harder trapt?
A
Wordt groter
B
wordt kleiner
C
Blijft gelijk
D
wordt 0 N

Slide 23 - Quiz

Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening

Slide 24 - Quiz

Welke afbeelding geeft
de nettokracht bij
het remmen juist weer?
A
A
B
B
C
C

Slide 25 - Quiz

Ga nu zelf aan de slag
Wat? Ga aan de slag met H4.1 - 1, 2, 3, 4, 5, 6

Hoe? Je bent de eerste 5 minuten stil. Daarna mag je fluisterend overleggen.

Hoe lang? Tot het einde van de les.

Klaar? Maak de rest van de opdrachten van H4.1 

Slide 26 - Slide

Als het sneeuwt, wordt de remweg langer. Hoe komt dat?
A
Omdat de luchtweerstand is afgenomen.
B
Omdat de luchtweerstand is toegenomen.
C
omdat de schuifweerstand is afgenomen.
D
Omdat de schuifweerstand is toegenomen.

Slide 27 - Quiz

Waarom is de luchtwrijving bij deze fietsen zo verschillend?
A
de rolwrijwing speelt hier geen rol
B
de snelheden zijn zeer verschillend
C
de vorm van de fiets is zo anders
D
ze zijn voor andere wegdekken.

Slide 28 - Quiz

Wat betekent eenparig vertraagd?
Wat weet je dan van de nettokracht?
A
Dat betekent: sloom en traag. Van de nettokracht weet je niets
B
Dat de snelheid constant blijft, de nettokracht is nul
C
Dat de snelheid varieert, de nettokracht weet je niets van
D
Dat de snelheid constant afneemt, de nettokracht werkt tegen

Slide 29 - Quiz

Welke afbeelding geeft
de nettokracht bij
het remmen juist weer?
A
A
B
B
C
C

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Felix Baumgartner

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Slide

Ga nu zelf aan de slag
Wat? HAVO - maakt 1 t/m 6 af. Daarna test jezelf
             VWO - maakt 1 t/m 6 EN de plus-opdrachten af. Daarna test jezelf

Hoe?  Je mag fluisterend overleggen.

Hoe lang? Tot het einde van de les.

Klaar? Ga voor een ander vak bezig.

Slide 35 - Slide