Rekenen met produceren

Rekenen  produceren
examenvoorbereiding
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Rekenen  produceren
examenvoorbereiding

Slide 1 - Slide

Doelen bij deze les
Welkom
Aan het einde van deze les kan je rekenen met:
- BTW
- Afschrijven
- Nettoresultaat
- Brutowinstmarge
- Arbeidsproductiviteit

Slide 2 - Slide

Welke 3 BTW percentages zijn er?

Slide 3 - Open question

Eten en drinken
9%
21%
mobiele telefoon
shampoo
Kapper
Wasmachine
Uit eten in een restaurant

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Slide

BTW is een vorm van
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Verkoopprijs en consumentenprijs
* Verkoopprijs is de prijs exclusief dus zonder BTW

* Consumentenprijs is de prijs die je in de winkel betaalt dus met = inclusief BTW.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De consumentenprijs van een wasmachine €895,--. Bereken de verkoopprijs. Laat de berekening zien.

Slide 10 - Open question

Wat is de afschrijving?
A
Waardevermindering van kapitaalgoederen
B
Waardervermeerdering van kapitaalgoederen
C
Restwaarde van kapitaalgoederen
D
Aanschafprijs van kapitaalgoederen

Slide 11 - Quiz

Jos heeft een tractor van € 59.000 gekocht, die hij zes jaar gaat gebruiken. Hij krijgt er dan nog
€ 7.500 voor terug. Wat is de jaarlijkse afschrijving?
(ook berekening)

Slide 12 - Open question

Tractor: €59.000 - €7.500 : 6 = €8.583,33 per jaar.
Wat is de waarde van de tractor na 4 jaar?

Slide 13 - Open question

Hoe bereken je het bruto- en nettoresultaat?
Schrijf de formule op

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Het nettoresultaat bereken je altijd
A
inclusief BTW
B
exclusief BTW

Slide 16 - Quiz

Wat is omzet en afzet ook alweer?
Omzet =....
Afzet = ....

Slide 17 - Open question

Hotdogs voor € 3,75 verkoop
Inkoop is € 0,85
Afzet is 52 stuks, bedrijfskosten € 0,50 per hotdog
Bereken de totale nettowinst?

Slide 18 - Open question

Nettoresultaat
Omzet                              20
Inkoopwaarde -           15  - 
Brutowinst                       5
Bedrijfskosten -             2  -
Nettoresultaat                3

- Leer de formule uit je hoofd.
- maak een makkelijke som.
- Vul de ontbrekende gegevens is. 

Slide 19 - Slide

Fiorentina verkoopt op een dag 215 ijsjes. De inkoopwaarde van 1 ijsje is €0,15. De brutowinst is €451,50. Bereken de omzet.

Slide 20 - Open question

Brutowinstmarge
Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. 

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs
Inkoopprijs is €65,--                         
Brutowinstmarge is 45%   
Wat is de verkoopprijs?        €65 : 100 x 45 = €29,25 
                                                         €65 + €29,45 = €84,25


Slide 21 - Slide

Brutowinstmarge
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs
Gegeven:
Inkoopprijs is €290,--
Verkoopprijs is €425,--
a. Bereken de brutowinst               
 €425,-- - €290,-- = €135,--
b. Bereken de brutowinstmarge  van de inkoopprijs. (1 decimaal)
€135 : €290 x 100 = 46,6%  (de inkoopprijs is met 46,6% verhoogd)

Slide 22 - Slide

Fred ziet dat zijn brutowinstmarge op fruit hoger is dan zijn brutowinstmarge op groente. --> Bereken in één decimaal de brutowinstmarge op fruit als percentage van de inkoop.
Verkoop fruit €2500,--
Inkoop fruit €1500,--

Slide 23 - Open question

Mijn omzet is €25.400. Mijn brutowinst is €6.300. Wat is de brutowinstmarge?

Slide 24 - Open question

Arbeidsproductiviteit
Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd

Formule voor arbeidsproductiviteit

Productie : gewerkte tijd = arbeidsproductiviteit

Slide 25 - Slide

In een autofabriek worden jaarlijks 323.000 auto's geproduceerd. Er werken 1250 mensen. Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemer.

Slide 26 - Open question

Hoe kan je de arbeidsproductiviteit verhogen?

Slide 27 - Open question

Wil je nog een goede tip?

Slide 28 - Slide