This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
toetsvoorbereiding H5 en H6
Slide 1 - Slide
Welke minister gaat naar de Tweede Kamer met het koffertje
A
Minister van Buitenlandse Zaken
B
Minister van Binnenlandse Zaken
C
De minister van Financien
D
De minister-president
Slide 2 - Quiz
Wie geeft leiding aan de gemeentelijke overheid?
A
Minister-president
B
Wethouder
C
Burgemeester
D
Minister van gemeentezaken
Slide 3 - Quiz
Wie bepaalt wat er met Nederland gebeurt?
A
De minister van Financiën
B
De minister-president
C
Het volk en de volksvertegenwoordiging
D
De Koning
Slide 4 - Quiz
Wie schrijft de Troonrede?
A
Koning
B
Koningin
C
Minister-President
D
Niemand
Slide 5 - Quiz
Op Prinsjesdag krijgen de volksvertegenwoordigers de rijksbegroting. Kies door wie de rijksbegroting wordt aangeboden
A
De Koning
B
De minister-president
C
De minister van financiën
Slide 6 - Quiz
5.De minister laat een nieuwe snelweg aanleggen
A
werkgever
B
regulator
C
leverancier van collectieve goederen
Slide 7 - Quiz
Wie staat aan het hoofd van het Rijk?
A
burgemeester
B
dijkgraaf
C
Commissaris van de Koning
D
minister
Slide 8 - Quiz
Minister is een Latijns woord. Weet jij wat het betekent?
A
Baas
B
Dienaar
C
Meester
Slide 9 - Quiz
Hoe heet onze minister van Financiën ?
A
Justin Bieber
B
Wopke Hoekstra
C
Mark Rutte
D
Jeroen van Weyersbergen
Slide 10 - Quiz
Als alle begrotingen klaar zijn, controleert de minister van ... ze allemaal.
A
Volksgezondheid
B
Onderwijs
C
Veiligheid
D
Financiën
Slide 11 - Quiz
Toelichting op de rijksbegroting door de minister van Financiën
A
Begroting
B
Miljoenennota
C
Rijksbegroting
D
Staatsschuld
Slide 12 - Quiz
Af en toe mankeert er wat aan het spoorwegnet. Er is bijvoorbeeld een wissel of een sein kapot. Dan rijden de treinen met vertraging. Dit kan aanleiding zijn voor parlementsleden om vragen te stellen. Geef aan welke minister deze vragen moet beantwoorden.
A
de minister van Financiën
B
de minister van Infrastructuur en Milieu
C
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Slide 13 - Quiz
De miljoenennota en rijksbegroting worden aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden door de minister van financiën.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
Met de verkiezingen, kiezen we..
A
de regering
B
het parlement
C
de leden van de Tweede Kamer
D
de minister president
Slide 15 - Quiz
Nederland heeft nog nooit een vrouwelijke minister-president gehad.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar
Slide 16 - Quiz
De minister van ... maakt een plan waarin staat dat er meer politie op straat ingezet moet worden.
A
Financiën
B
Milieu
C
Veiligheid
D
Volksgezondheid
Slide 17 - Quiz
In het plan van de minister van ... staat dat het belangrijk is dat er meer windmolens komen.
A
Volksgezondheid
B
Milieu
C
Financiën
D
Veiligheid
Slide 18 - Quiz
De overheid is overbodig.
A
eens
B
oneens
Slide 19 - Quiz
Een ambtenaar is ...
A
iemand die met zijn handen werkt.
B
iemand die in de Tweede Kamer werkt.
C
iemand die voor de overheid werkt.
D
iemand die een ambt vervuld.
Slide 20 - Quiz
De overheid bestaat uit het rijk en de provincies. Is dit juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Wat zijn subsidies?
A
Vernieuwingen van producten.
B
Financiële bijdragen van overheid.
C
Financiëlen bijdrage van bedrijven.
D
Extra belastingen op producten.
Slide 22 - Quiz
Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Minder innovatie.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.
Slide 23 - Quiz
Waarop heft de overheid accijns?
A
Benzine, chocola, kleding.
B
Sigaretten, vlees, kleding.
C
Alcohol, sigaretten, benzine.
D
Alcohol, medicijnen, benzine.
Slide 24 - Quiz
Waarop zit geen accijns?
A
alcohol
B
brandstof
C
tabak
D
tijdschriften
Slide 25 - Quiz
Accijns gaat naar ...
A
de gemeente.
B
de provincie.
C
het Rijk.
D
alledrie.
Slide 26 - Quiz
Wat wil de overheid bereiken met accijnzen?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.
Slide 27 - Quiz
Koppel de juiste woorden aan de zinnen.
De overheid heeft invloed op ons gedrag door:
postief gedag met ... te stimuleren.
in het algemeen ... te geven.
ongewenst gedrag met ... af te remmen.
ongewenst gedrag te ...
extra belastingen en heffingen
voorlichting
verbieden
subsidie
Slide 28 - Drag question
Wat is bbp?
A
bruto buitenlands product
B
bruto binnenlands product
Slide 29 - Quiz
nationaal inkomen
A
het inkomen van de koning
B
de som van alle inkomens in de wereld
C
de som van alle inkomens
D
de som van alle inkomens in een land
Slide 30 - Quiz
De Jumbo is een bedrijf uit de ...
A
particuliere sector.
B
collectieve sector.
Slide 31 - Quiz
Wat is privatisering?
Slide 32 - Open question
Iris denkt dat de kwaliteit van producten in gevaar komt door marktwerking. Mike denkt van niet. Waarom zou Iris gelijk kunnen hebben?
Slide 33 - Open question
Om tot de eurozone toegelaten te worden, mag de staatsschuld van een land niet hoger zijn dan 60% van het bruto binnenlands product. Nederland heeft een bbp van € 678 miljard. Bereken de staatsschuld (€ 480 mld) als percentage van het bbp.
A
staatsschuld is 141% van BBP
B
staatsschuld is 71% van BBP
C
staatsschuld is € 480 mld
D
staatsschuld is € 198 mld
Slide 34 - Quiz
Wie leest de troonrede voor?
A
Minister-president
B
Minister van financiën
C
Minister van geldzaken
D
De koning
Slide 35 - Quiz
Hoe kan de overheid de milieuproblemen aanpakken?
A
Promoten van scheiden van afval.
B
Door meer belasting te heffen op milieuvervuilende producten.
C
Wet- en regelgeving CO 2 uitstoot voor bedrijven regelen.
D
Alle 3 antwoorden zijn goed.
Slide 36 - Quiz
De overheid wil meer toe naar het principe 'de vervuiler betaalt'. Als dit lukt, wat gebeurt er dan met de maatschappelijke kosten?
A
Blijven gelijk.
B
Dit heeft niets te maken met maatschappelijke kosten.
C
Stijgen.
D
Dalen.
Slide 37 - Quiz
Betalen consumenten toch mee als het principe "De vervuiler betaalt" wordt toegepast?
A
De bedrijfskosten nemen toe en zo ook de consumenten prijs.
B
De lonen van consumenten stijgen niet maar de winst van de bedrijven wel.
C
De bedrijfskosten nemen af en moeten en de consumenten meer betalen.
D
De prijs heeft niets te maken met de milieukosten.
Slide 38 - Quiz
Waarom zijn maatschappelijke kosten vervelend voor de burgers?
A
Omdat de burgers moeten meebetalen aan het oplossen van de vervuiling van een ander.
B
Omdat burgers hierdoor minder geld verdienen.
C
Omdat bedrijven hierdoor meer winst maken.
D
Omdat burger hierdoor niet in een schoon land kunnen leven.
Slide 39 - Quiz
Wat betekent hergebruik (recycling)
A
Nieuwe producten maken van bestaande producten.
B
Zo min mogelijk weggooien, maar producten langer gebruiken.
C
Het maken van nieuwe producten uit afval.
D
Duurzaam leven.
Slide 40 - Quiz
Productie levert milieuschade op. Wat is waar over milieuschade?
A
Milieuschade is direct merkbaar.
B
Herstellen is onmogelijk.
C
Milieuschade is niet direct merkbaar.
Slide 41 - Quiz
Wat is een gevolg van milieuschade?
A
Leefgebieden van dieren verdwijnen.
B
In de zomer mag je niet zwemmen in het zwembad.
C
Men heeft geen geld meer om naar het buitenland op vakantie te gaan.
Slide 42 - Quiz
Een belasting die de overheid instelt om duurzame productie te bevorderen, noem je ...
A
Milieuheffing
B
Milieusubsidie
C
Biologische productie
Slide 43 - Quiz
Bij biologische veeteelt zijn de kosten per dier voor voeding, gezondheid enzovoort ongeveer hetzelfde als bij gewone veeteelt. Toch hebben biologische boeren het financieel moeilijker dan gewone boeren. Wat kan een oorzaak zijn?
A
De boer heeft meer werk per dier
B
De andere bedrijfskosten zijn hoger
C
De boer moet meer heffingen betalen
Slide 44 - Quiz
Nanne en Hennie praten over duurzame productie. Nanne zegt: 'De overheid stimuleert duurzame productie door middel van milieuheffingen.' Hennie zegt: 'De overheid stimuleert duurzame productie door middel van milieusubsidies.'