This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Er zijn drie lidwoorden:
- de
- het ('t)
- een ('n)
De en het zijn bepaalde lidwoorden.
Een is een onbepaald lidwoord.
Woorden voor:
mensen
dieren
planten/natuurverschijnselen
dingen/gevoel
(eigen) namen
- werkwoorden = doe-woorden
- zegt wat iets of iemand doet of overkomt
- kan vervoegd worden (kan verschillende vormen hebben)
STERKE
werkwoorden
hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen
ik koop - ik kocht
zij kruipen - zij kropen
ZWAKKE
de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde
ik verf - ik verfde
hij fietst - hij fietste
- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord
- het spannende boek
- een spannend boek'
- het boek is spannend
- staat meestal in de buurt van een zn
- heeft een korte en een lange vorm
- kent de trappen van vergelijking
STOFFELIJK
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
- het gouden horloge
- een papieren tas
de zijden bloemen
- de houten tafel
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD VAN EEN WERKWOORD
(verven) - het geverfde huis
(ontdooien) - de ontdooide maaltijd
(ontwerpen) - het speciaal ontworpen toestel
VOORZETSEL
Woord dat aangeeft
waar, wanneer of waarom
iets of iemand iets doet
Vaak staan er nog één of meer woorden tussen het voorzetsel en het woord waar het bij hoort
op de tafel - in de kast - achter het behang
op de houten tafel - na een halve minuut - in de grote groene tent
hoofdtelwoorden (htw):
geven een hoeveelheid aan
rangtelwoorden (rtw):
geven een volgorde aan