- beschrijf wat je ziet in de afbeelding in één werkwoordstijd. Gebruik de present continuous of de past simple.
Mrs Jansen is talking on the phone... of Mrs Jansen was talking on the phone...
Slide 5 - Slide
Tip 2
Describe everything you see!
Beschrijf niet alleen wat de personen op de afbeelding doen, maar beschrijf ook de omgeving.
Zoek woorden in je woordenboek op die je niet weet in het Engels. Be prepared!
Slide 6 - Slide
Tip 3
Weet je de Engelse naam van het voorwerp op de afbeelding niet?
Beschrijf het voorwerp dan. Vertel waarvoor je het voorwerp gebruikt, de kleur, de vorm etc.
Dan weet de docent wellicht na jouw beschrijving welk voorwerp je bedoelt.
Slide 7 - Slide
Tip 4
Continue describing the image until the teacher tells you to move on the next image.
Als je te weinig info geeft over een afbeelding, dan krijg je vragen van de docent. Bereid je hierop voor en zorg dat je beschrijving zo uitgebreid mogelijk is.